De wekker gaat.
Frans en ik doen een poging wakker te worden in de Cabane de Marterat, een stoffig, donker hok van drie x drie meter, hoog in de Franse Pyreneeën.
Ik wurm me uit mijn slaapzak vlak onder het lage dak, wankel een trapje af en start de brander.
De architect van dit hol lijkt het te hebben ontworpen voor mensen van maximaal 1m70 lang.
In ons hutje staan stapelbedden voor in theorie negen personen, maar met zijn tweeën vullen we de hut al aardig.
Er is verder niemand.
Alleen grote, donkere naaktslakken kruipen rond de hut.
Als ik de deur opengooi, roep ik enthousiast naar Frans.
We zitten niet meer midden in een wolk, zoals de vorige avond.
Er is uitzicht op de bovenkant van het wolkendek, dat de hele rest van Frankrijk lijkt te bedekken.
Wat bijzonder om hier met zijn tweeën te ontwaken, de eerste dag midden in de bergen!
Een waterig zonnetje piept over de bergkam.
Snel zetten we natte spullen buiten: sokken, schoenen, rugzak, in de hoop dat ze wat zullen drogen in de zon en in de wind.
Het aantrekken van koude, kletsnatte sokken en schoenen is oncomfortabel op een hele speciale manier.
Dat alles nat is, is een gevolg van onze eerste wandeldag in de soms stromende regen en het doorwaden van een opgezwollen bergbeek.
We zeggen gedag tegen de cabane, die in no time wordt verzwolgen door de wolkenflarden die vlak over ons hoofd overvliegen vanuit Spanje.
Wat zegt dat over het weer op de plek waar we op weg naartoe zijn 😬?
Al snel zijn we op de Col de Marterat en lopen we Spanje binnen.
Of Catalonië, want dat ligt hier heel gevoelig.
We hebben uitzicht op geen van beide: we staan in een wolk.
We lopen dus snel door en zien even later een kudde stevige paarden met koebellen (paardbellen?).
We dalen af naar een mooi gemengd bos en pakken de HRP na drie jaar weer op.
Tussen de bomen hebben we uitzicht op blokkenvelden, watervallen en steile bergwanden die in de wolken verdwijnen.
In het gehuchtje Noarre hopen we op een waterkraan en vuilnisbak, maar de openbare voorzieningen zijn nihil.
We houden er een korte rustpauze bij een picknicktafel.
Het uur zonneschijn dat voor vandaag werd voorspeld, wordt in brokjes van een paar seconden uitgedeeld.
Sterker nog, af en toe vallen er wat regendruppels.
Na dit mooie verzamelingetje stenen huisjes begint de klim door een bos.
Er staan veel bloemen in bloei, vooral alpenroosjes (pyreneeënroosjes?).
De HRP laat al gelijk zijn tanden zien op een steil rotsachtig wandje, een stukje klauteren zonder duidelijke markering.
Wat wel duidelijk is: we moeten hier omhoog, de berg op.
Bij een meer waden we een rivier door en ik weet mijn schoenen min of meer droog te houden, d.w.z.
dat ze aan de binnenkant niet natter worden dan ze al zijn.
We houden pauze op deze prachtige plek.
De zon breekt twee glorieuze minuten door.
Regendruppels maken al snel een einde aan onze rust. Dan gaan we maar weer door richting de Coll de Certascan. Hier zijn meer wandelaars op pad. Ook steken we de eerste sneeuwvelden over. Het is niet verwonderlijk dat er eind juni her en der nog plakken sneeuw liggen, de grote vraag is alleen: hoeveel en waar? Op de col kijken Frans en ik naar een sneeuwveld dat na een paar meter steil in de diepte verdwijnt. Hier hadden we wel een beetje op gerekend. Tijd om onze pickel en ministijgijzers te pakken! We hebben allebei nog nooit op de ministijgijzers gelopen, maar die dingen geven prima grip en het vertrouwen dat we heel gaan blijven. Al proberend gaan we het steile sneeuwveld helemaal omlaag. Wat een leuke ervaring!
Een prachtig wild stuk volgt. Na meerdere beekdoorwadingen en een soms ruig pad langs een meer bereiken we na een lange dag de Certascan.
Ondanks het enthousiaste en behulpzame personeel kan deze redelijk drukke hut ons niet bekoren.
We slapen pal boven de eetzaal op een lager dat berekend is op minimensjes: de zij aan zij liggende matrassen zijn niet veel meer dan een halve meter breed en tussen de verdiepingen van de stapelbedden zit ook weinig ruimte.
Het is er bij aankomst al aardig op temperatuur.
Een raampje kan niet open, een Spaanse traditie.
Wij gaan het niet koud krijgen vannacht.
— Kamperen heeft ook zo z'n charme, zegt Frans.
Dat een zelfverklaard nooitmeerkampeerder zo'n uitspraak doet!
Er is welgeteld één toilet met bril voor de hele hut.
Het toilet heeft een dusdanig klein formaat dat je een hand met WC-papier er niet in kunt steken als je erop zit.
De tijdschakelaar van de centrale verlichting in de badkamer is zó ingesteld, dat als je even rustig wil ontspannen, je al rap in het pikkedonker zit.
Er geïnvesteerd in maar liefst twee douches, maar niet in een goede waterafvoer.
De vloer van de toiletruimte staat eeuwig blank en het water loopt over naar de ruimte waar de opbergvakken van de rugzakken zijn.
Die vakken zijn zó klein, dat de rugzak er niet in past. Wat een dramahut 🙈.
Voor het avondmaal worden alle Duitsers, Fransen, Catalanen en twee Nederlanders om praktische redenen aan slechts een paar tafels gepropt.
De maaltijd is eenvoudig en boers en bestaat uit verschillende gangen.
Na de Spaanse huttensoep (een gepureerde vloeistof met aardappelen-groentesmaak, geen brood erbij) komt de tweede gang: een bord koude linzen.
Als we de peulvruchten naar binnen werken, herinneren we ons eerdere linzenmaaltijden.
Er komt nog een onstuimige nacht aan... 💩
PAUZEGODEN
Om zeven uur gaat de wekker.
Alleen een smurf kan hier opstaan en zich uittrekken, op de onderste verdieping van het gestapelde lager.
Mij (1m81) rest niets dan naar het voeteneinde van het matras te kruipen en op het smalle overloopje te gaan staan.
Als ik mijn oordopjes uitplug, klinkt een luid geroezemoes vanuit de eetzaal.
Alle andere matrassen zijn al leeg.
We zijn de laatsten! 😲
Snel melden we ons bij het ontbijtbuffet.
Om ons heen wordt een beetje gelanterfant.
De reden is duidelijk: buiten komt de miezer langsgedreven.
Water sijpelt van het dak.
Ai 😬.
Tijdens het eten zetten we onze opties op een rijtje.
We besluiten gewoon te gaan.
We sturen de linzen eerst nog naar hun natte bestemming en gaan daarna zelf in regenpak de afdaling in 💪.
We hebben de regen in de rug en langzaam wordt het droog.
Grijze wolken hangen laag, het is nat en grauw in de bergen.
We kijken omhoog naar een steile, natte rotswand met een markering erop.
Hier omhoog?
En hoe dan precies?
Dit moet in één keer goed gaan, want deze gladde rotsen omhoog gaan is één ding, omlaag moet de hel zijn.
Ik check voor de zekerheid de route op mijn telefoon.
Oeps.
Vijftig meter eerder hebben we een afslag gemist.
We moeten hier helemaal niet zijn!
We keren op onze schreden terug en zien op een onverwachte plek een onduidelijke splitsing naar steil omhoog.
Steil omhoog dan maar!
Na wat zoekwerk bereiken we een keurig pad, ronden een ruggetje en dalen af naar een meer.
De bewolking begint te breken, dat is fijn!
Via een klim- en klauterpartij omhoog en omlaag bereiken we een stuwdam, die we overgaan, een dal in waar de HRP een ongemarkeerd traject volgt.
We navigeren op de kaart en het landschap, volgen padsporen en steenmannetjes, die net als de mensen in dit land, klein van stuk zijn.
Het terrein is eenvoudig, het gras is nat, maar dit is niet moeilijk.
De beek die we volgen en haar zijbeken storten zich rondom ons omlaag.
Het is een prachtige achtergrond voor een rustpauze, want de zon breekt door.
Een heel waterig zonnetje weliswaar, maar we keuren het goed.
De pauzegoden zijn ons gunstig gezind vandaag.
Pas na een half uur, een record tot zover, breken we op omdat het onaangenaam fris wordt.
De natte schoenen gaan weer aan.
Het paadje dat we volgen is smal en het dal begint kloofachtige trekjes te krijgen.
Het wordt steeds technischer.
Dan staan we bovenaan een steile rots, droog maar glad, zonder greepjes.
Ik ga erbij zitten.
Ik maak een plan en schuif opzij naar het midden van de rots, waar een eerste miniricheltje bereikbaar is voor een nat stukje schoenzool.
Ik moet nu een stapje naar beneden.
Het is niet ver, maar hoe kom ik daar zonder houvast?
Dan glip ik ineens weg van het richeltje en begin langzaam naar beneden te schuiven.
Er is niets aan te doen.
Ik beland precies met mijn voeten op een graspol in een richel, mijn volgende geplande standplaats.
Ach, waarom ook niet op deze manier?
Frans ziet er geschrokken uit.
Nu moet ik naar rechts.
Het is een flinke stap naar het volgende richeltje voor de schoenzool.
Ik tast om me heen op zoek naar een greepje.
Het is er gewoon niet.
Hupsakee dan maar, en natuurlijk lukt de stap, maar het is niet relaxed, hangend op een rotsplaat met lucht onder je 😬.
Nu wordt het steiler maar makkelijker omdat er overal greepjes beschikbaar zijn.
Behoedzaam klim ik af naar links, naar rechts, via de meest zeker uitziende route.
Frans komt me achterna.
Het pad dat we daarna volgen tussen planten en boompjes op een steile helling is erg smal, met nog enkele kleine puzzeltjes.
Makkelijk is het allemaal niet, en het helpt niet dat ik nog vol zit met adrenaline.
Maar we doen het wel, en we zijn dit samen in een schitterend wild dal aan het doen.
Wat een avontuur is deze dag, nu al!
En we zijn er nog lang niet.
We steken de rivier over en dalen door een bos steil af bovenlangs een kloof. Woest water brult onder ons. We bereiken een brug over de hier witschuimende rivier, ons laagste punt, een prachtige plek in de natuur. We houden lunchpauze in de ☀️. De schoenen krijgen een goede droogbeurt. Na drie kwartier, wederom een record, beginnen we een klim van duizend meter. Het is twee uur 's middags.
Wat helpt is het goede pad waarover we door een zilversparrenwoud klimmen. Stap voor stap, rustig aan maar moeiteloos, gaan we omhoog. We doen er uren over. Uitzichten komen, een woeste beek klettert omlaag, we worden ingehaald door een regenbuitje en gaan de rivier een aantal keer over. De zon verdwijnt, de wind steekt op, wolken drijven over de toppen om ons. De gentianen houden hun kelkjes hier stijf dicht. Ik trek meer kleren aan, en even later nog meer kleren. Ik koel af terwijl ik aan het klimmen ben. Kun je nagaan hoe langzaam ik loop aan bijna het einde van deze lange, pittige wandeldag. De immer natte voeten verhogen het comfort ook niet bepaald. Ik heb pap in mijn benen, heb trek en haal diep adem in de ijle lucht terwijl we de laatste meters naar de Coll de Sellente afleggen. Het waait er en er is nauwelijks uitzicht. Een paar meter verderop houden we een korte, frisse snackpauze in de luwte. Langs een steil sneeuwveld loopt een eenvoudig pad door de blokken. Een korte afdaling, nog water tappen voor de overnachting en zo te zien de zon tegemoet!
Het oranje huisje van de Baborte staat als een arendsnest op een rotsig topje met uitzicht op bergen rondom en een meer eronder.
Wat een plek!
We komen er om zeven uur aan, net als de zon definitief doorbreekt.
We zijn er de enigen, natuurlijk.
Het is een prima hokje met drie stapelbedden, een raam en een zithoek.
We installeren ons en eten adventure food.
Zo sponseren we de vaderlandse economie nog een beetje vanuit de Pyreneeën.
— Wat een rust, zeg ik om half negen 's avonds, als ik terugdenk aan de kakofonie tijdens het avondeten in de Certascan een dag eerder.
Het voelt al bijna als bedtijd.
Maar dan stapt Ruben binnen met een grote rugzak.
— Ik heb een wandeling van twee uur gemaakt vanaf de parkeerplaats, vertelt hij, en daarvóór heb ik 56 km door de bergen gerend.
Niet met deze rugzak, hoor.
Nu ben ik moe.
Respect.
Uit zijn grote rugzak komen onder andere een enorm kooktoestel (ik kon mijn kleine niet vinden) en een percolator (mag ik wat koffie van jullie lenen, want dat ben ik vergeten).
Ruben is wel meer vergeten (weet je hoe die berg daar heet?
Ik heb geen kaart bij me).
Uiteindelijk keert de rust weder in de Baborte en gaan we allemaal slapen.
MA FLODDER
Pas om acht uur staan we op.
Vandaag doen we het rustig aan en dat mag wel na de monsterdag van gisteren.
De lucht is blauw — voor het eerst deze reis!
— en de zon komt net boven de bergwand uit.
Ondanks de frisse wind is het goed ontbijten buiten.
De eerste wandelaars arriveren al bij de Baborte voor een pauze en Ruben is alweer vertrokken om naar een bergtop te rennen.
Hoog tijd dus om te gaan!
Het belooft een heel korte wandeling te worden naar Vallferrera.
Al snel na vertrek moeten we even puzzelen op een steil blokkenveld langs een meer, maar dan hebben we de lastigste passage van de dag wel gehad.
We dalen af naar een weitje in het bos en nemen een pauze in de zon.
De tubes zonnebrand komen tevoorschijn.
De schoenen drogen enthousiast door deze klimaatverandering! ☀️
We dalen verder af over een ruw pad door een bos met hagedissen en prachtige bloemen.
Bij een woeste bergbeek bereiken we ons laagste punt en klimmen over een breed pad naar de hut.
Het is er nog stil.
Frans stuit op een huttenwacht met een eigenaardig kapsel die alleen een woordje Spaans spreekt.
Geen Engels, geen Frans.
— Soy Español, geeft hij als verklaring.
— Het is net ma Flodder, zegt Frans.
En inderdaad.
Alleen de sigaar ontbreekt.
We kunnen nog niet de kamer op en een lunch à la carte zit er niet in in de Vallferrera, maar met cola en boterhammen met kaas en ham begint onze rustmiddag in de zon.
Als even later een wat taliger lid van de huttenfamilie ons kan vertellen dat er een gratis warme douche is, aarzelen we niet.
Wat een driesterrenhut!
AMAÏ
Om tien over zeven schrik ik wakker.
Het ontbijt was tot zeven uur, dus Frans en ik haasten ons naar beneden 😲.
Een typisch Spaans huttenontbijt staat nog klaar: diverse soorten verpakte zoete zooi en dunne minitoast die bij de minste of geringste aanraking in stukjes breekt.
Het beleg is jam, jam en jam.
We hebben de hut bijna voor onszelf omdat iedereen al vertrokken is, op drie Vlamingen na, die dezelfde kant op gaan als wij.
Dennen, beekjes en koetjes in de wei vormen het landschap waar de wandeling doorheen gaat.
Vandaag volgen we een stukje GR11 naar Andorra.
Wegwijzers staan langs het pad, elk beekje en zijbeekje is voorzien van een houten loopbrug.
— De GR11-wandelaar wordt in de watten gelegd, concludeert Frans.
Dunne sluierbewolking en wat wind zorgen vandaag voor prima wandelweer.
Onder luid boegeroep wandelen we door een kudde koeien.
Het berglandschap ontvouwt zich vóór ons als we hoger klimmen.
Prachtig!
Hier en daar pluk ik een bloemetje van de alpenklaver om te eten.
De koolsmaak doet me goed na de zoete meuk van het ontbijt.
De wandeling gaat voorspoedig, de rustmiddag heeft het lijf goed gedaan.
Pas na ruim twee uur houden we een snackpauze in de buurt van een onbemand hutje.
Frans vindt een plek uit de wind, want die is stevig, en zelfs uit de wind is het nog fris.
Ik trek flink wat kleding aan.
— Wat een wind hè, amaï! zegt een van de Vlamingen als ze langs komen.
Dan komen de uitdagingen.
Kleine sneeuwvelden, soms steil, en blokken.
We zijn in een woest gebied beland en we stijgen nu snel.
De uitzichten zijn prachtig terwijl we door de blokken klimmen.
Dan komt het laatste, zeer steile stuk van de klim door een gruishelling naar de pas.
We zien de Vlamingen niet ver vóór ons.
Er is een risico op losgetrapte stenen hier.
Blijven we er op veilige afstand achter, of halen we ze in?
Dat laatste, natuurlijk.
We trekken een sprintje.
— Oranje boven! roept een Vlaming.
Supersteil zigzaggen we het grind omhoog.
Als je stil gaat staan en je schrap zet op de helling kun je even van de fantastische uitzichten genieten op nabije en verre bergwanden en meren onder ons.
Wat een woeste plek!
Er komt nog een trio van boven.
Ze hebben ogenschijnlijk weinig zin in naar beneden shovelen door het luchtige grind, maar wij komen met veel plezier boven en kijken Andorra in, een nieuw land voor ons allebei 😎.
We gaan gelijk door, afdalend richting een meer met ijsschotsen, op zoek naar een plek uit de wind voor een pauze.
De afdaling naar de hut is prachtig.
Sneeuwvelden, meertjes, bergpieken, bloemetjes en...veel dagwandelaars.
En dat alles onder een diepblauwe lucht met wolken als vliegende schotels.
De Comapedrosa is een flinke hut, prachtig met veel hout en een open haard.
De bediening spreekt gewoon Engels.
Neemt het diner rustig met je door en brengt je naar je slaapzaal.
Brede matrassen en veel opbergruimte, wat een verademing aan deze kant van de grens!
WATERMONSTERS
Onder een strakblauwe lucht vertrekken we zo'n beetje als laatste uit de Comapedrosa.
Het is warm.
Er staat geen wind.
We dalen af door een steil valleitje langs een beek.
In de schaduw is het fijn, en dat is er veel in het bos waar we doorheen lopen.
We klimmen daarna in de volle zon over een loeisteile gruis- en stenenweg omhoog, moeizaam.
— Het lijkt wel een puinhelling, puft Frans.
Maar dan mogen we het bos weer in.
We krijgen uitzicht op Andorrese skigebieden, de eerste van deze tocht.
De laatste klim naar de onbemande hut De les Fonts, onze pauzeplek, gaat voetje voor voetje.
Het weer put uit, na drie uur wandelen heb ik nog nauwelijks trek in een snack.
De meest bizarre tegenligger heeft zijn hele gezicht bedekt met een zwarte doek en zijn dagrugzak is bedekt met een groot zonnepaneel — voor de airco??
Dan beginnen we aan een klim over een gras- en puinhelling naar een brede graspas.
Het is warm en vermoeiend.
Op de pas besluiten we door te lopen, want zelfs hier staat geen zuchtje wind.
We verbazen ons erover hoeveel wandelaars ons tegemoet komen, als we over de bergkam verder naar boven lopen.
Dit pad is vast onderdeel van een wandeling die in de Lonely Planet staat.
De meest bizarre tegenligger heeft zijn hele gezicht bedekt met een zwarte doek en zijn dagrugzak is bedekt met een groot zonnepaneel — voor de airco??.
Op een topje vangen we eindelijk wat verkoelende wind: pauze!
Hierna gaat het beter: Het vlakt af en we krijgen wat wind.
De afdaling door een blokkenveld is steil, het dal waar we terechtkomen prachtig.
Pas als we er bijna zijn, komt het degelijke stenen huisje van Angonella in zicht, het kleine onbemande hutje aan een kabbelend minibeekje waar we zullen overnachten.
We treffen er twee mannen die onderzoeksmateriaal aan het verzamelen zijn uit de omgeving, zoals watermonsters en dierenkeutels.
Als ze weer vertrekken keert de rust terug op deze prachtige plek.
Hoewel, er komen nog een paar wandelaars een kijkje nemen bij de hut.
Het zweet droogt op en de temperatuur neemt weer aangename vormen aan.
Frans gaat een dam bouwen in een rivier.
's Avonds zitten we nog heerlijk buiten.
Wat een andere omstandigheden dan een paar dagen eerder, in de onbemande hut Marterat.
Vergeten zijn de natte ontberingen en zelfs ook het afzien in de warmte vandaag.
Wat is het toch fijn in de bergen te zijn! 😃
EENZAME PLANEET
We doen het rustig aan in de ochtend en vertrekken rond half negen uit de Angonella.
Het voelt veel aangenamer dan de dag ervoor.
Er staat enige wind en er hangen wat windveren voor de zon.
Bovendien dalen we vandaag af.
Het pad naar beneden is steil maar goed te lopen.
We maken snel vorderingen.
Een golf van Lonely Planetwandelaars komt ons tegemoet.
De ene na de andere ¡Hola!, Bonjour! of ¡Bon dia!.
Het maakt van dit stuk van de bergen niet bepaald een eenzame planeet.
Sneller dan we gedacht hadden, staan we voor het eerst in de Andorrese bewoonde wereld.
Llorts is een piepklein dorpje langs de hoofdweg.
Al snel vinden we wat we zoeken: een terras met koffie en taart.
Maar ook met kunstgras op de vensterbanken, een wit minirendier pontificaal op de bar en houten ski's aan de muur.
Eindeloos zitten we op het terras, half in de schaduw, meer dan één taartje etend, maar uiteindelijk moeten we ook het laatste stukje van de wandeling afleggen.
Via een onverhard pad langs de rivier en langs wat toeristische appartementencomplexen bereiken we rond lunchtijd El Serrat, het tamelijk uitgestorven plaatsje waar we een rustdag gaan doorbrengen.
Het ziet er erg toeristisch uit.
Meer dan een paar hotels en een oud kerkje is het niet.
GAAF LANDJE
De regenachtige rustdag besteden we — behalve aan rusten — aan het doen van inkopen in Andorra-la-Vella, de bizar drukke, hypertoerische hoofdplaats van dit miniland, een eindeloze winkelstraat waar je belastingvriendelijk alles kunt kopen wat je écht niet nodig hebt.
Sigaretten, drank en parfum, je bent een dief van je eigen portemonnee als je niet shopt!
Het lijkt wel of je door het tax-free gedeelte van een luchthaven loopt.
Boven eindeloze muren van op elkaar gestapelde appartementen, banken en bedrijven torenen de bergen uit.
— Dit moet de lelijkste plek van de Pyreneeën zijn, concludeert Frans.
De dalen worden volgebouwd, tunnels geboord, hele rotondes hangen in de lucht boven een kloof.
Zuid-Amerikaanse gastarbeiders zijn ingevlogen.
Geld moet rollen en alles mag kapot.
Een gaaf landje, heet dat toch?
Het regenachtige weer maakt de timing van deze rustdag voortreffelijk.
De volgende ochtend hangen de wolken laag, maar het is droog.
De rotsen zijn nog wat glibberig als we de klim ingaan.
Andere wandelaars duiken op.
Het trekt open en we drinken koffie bij een hut.
Dit is geen berghut meer, maar een lodge.
Ook hier moet geld verdiend worden.
Ze hebben dan ook heerlijke koffie.
We klimmen verder door een prachtig, bloemrijk dal. We zijn hier weer alleen. Een heerlijk wandelweerje is het: wat zon, wat wolken, wat wind. De stenen op het pad drogen snel. Het is een lange maar eenvoudige klim en eerder dan gedacht staan we op de pas. Iets daaronder houden we een pauze in de zon. De eerste van vele ingekochte reepjes worden soldaat gemaakt. Onder ons zien we weer wandelaars opduiken.
Het trekt dicht en de afdaling is fris.
Hier en daar klauteren we een stukje over soms natte rots.
In het dal onder ons zien we een hotel, parkeerplaats en dagrecreatieterrein.
Het lijkt er druk, het is dan ook een zondag.
Verderop is weer een skigebied.
Je kunt er niet genoeg van hebben in een gaaf landje.
Rond twee uur al komen we bij de Cómbs de Jan, onze onbemande overnachtingsplek.
We kiezen voor het gedeelte van de hut met tafel en stoel en twee stapelbedden.
Frans gaat dit keer geen dam bouwen, maar de waterplas direct vóór de ingang van de hut afwateren.
Als de avond valt, komt er een kudde koeien naar boven.
Ze installeren zich rondom de hut en slopen het noeste ingenieurswerk van Frans.
WAAR IS DE HUT?
Het vrolijk gebel klinkt zelfs door mijn oordopjes heen.
Als Frans de deur van de hut opent, komen de meest nieuwsgierige koeien langs om naar binnen te gluren.
— Dit is een omgekeerde dierentuin, zegt Frans als we ontbijten met repen en thee.
Onze Nederlandse ontbijtjes zijn op, de koffie ook.
We hebben allebei niet zo goed geslapen op de harde metalen stapelbedden.
Weliswaar lagen we op onze opblaasmatjes, maar we hebben het idee dat het op een metalen plank minder goed ligt dan in een tent.
Het is maandagochtend en tegen de tijd dat we vertrekken, hangen onze collega's thuis vast al lang en breed boven hun toetsenbord.
Wij gaan ook aan het werk: omhoog gaat het, naar een pas, waar we pauze houden in de zon en wind.
Is het nu warm of koud?
Ik heb de dufheid van geen koffie nog niet helemaal van me afgeschud.
We dalen af naar de hut Sorda.
Ik heb mijn hoop gevestigd op een lekkere koffie in de hut, maar die is onbemand.
Da's waar ook.
Een groep van een stuk of dertig wandelaars komt eraan, wegwezen hier!
We lopen een mooi, wild dalletje in en beginnen dan aan de tweede klim van de dag.
Loeisteil gaat het pad omhoog, tussen de alpenroosjes.
We hijsen ons omhoog over de vele stenen op de route.
Gelukkig zijn de uitzichten mooi.
Steeds als het wat afvlakt, achter elke bocht, gaat het weer verder omhoog.
Uiteindelijk staan we dan toch op de pas, maar de hut is nog niet in zicht.
We dalen af naar een veldje vol bloemen, gaan de bocht om...
waar is de hut?
We klimmen weer een stukje door lastig terrein en komen uiteindelijk bij het stuwmeer, waar de Juclar zich moet bevinden.
Geen hut te zien, maar wel een bordje: Juclar 100 meter.
Dit moet de best verstopte hut van het land zijn!
Het is een hut met relaxte sfeer.
Pink Floyd schalt uit de speakers, Tibetaanse gebedsvlaggetjes wapperen, iemand staat te barbecuen, het personeel is hartelijk en bakt op verzoek flensjes.
De Juclar is gebouwd in een tochtgat: buiten waai je bijna letterlijk weg en ik trek al mijn warme lagen aan om in de zon te kunnen chillen op een matrasje.
Binnen zitten is een arctische optie: het is er 13 graden.
De buitentoiletten zijn een bijzondere attractie: je laat de 💩 vallen op een soort van lopende band.
MÄRKLIN-LANDSCHAP
Onze kamergenoot snurkt en zijn wekker gaat per ongeluk om vijf uur af.
Gewapend met mijn oordopjes kom ik nog redelijk goed door deze nacht heen.
Ondanks dit ongemak beoordelen Frans en ik deze hut als prima.
Vandaag gaan we naar l'Hospitalet-près-l'Andorre, in een dal.
Wat kan een lange afdaling ons te bieden hebben?
Heel wat!
Om te beginnen moeten we een paar honderd meter klimmen naar een pas.
Het terrein is ruig, dit is het wildste hoekje van Andorra dat we tot nu toe hebben gezien.
Het is redelijk bewolkt en het waait flink, maar we klagen niet over het weer sinds de bloedhete, windstille dag.
Via een ruw pad met hier en daar wat blokken bereiken we de Collada de Juclar.
Ik werp een blik op de Franse kant: een afgelegen, ruig berggebied, maar we gaan het landje nog niet uit.
Iets verderop overschrijden we op de Col de l'Albe dan toch echt de Franse grens en kijken we nog eenmaal achterom naar het ruigste stuk van het gaaf landje.
Onder ons zien we twee meren en veel blokkenvelden tussen hoge pieken.
We ontwaren het begin van een diep dal, waarnaar we op weg gaan.
Maar eerst pauze!
We gaan steil omlaag door blokken.
Gelukkig staan er regelmatig markeringen op de rotsen, want de route is niet altijd duidelijk in dit ruige terrein.
De blokkenafdaling wordt afgewisseld met korte stukken normaal pad en op deze manier dalen we af naar de oevers van het eerste meer.
De rotsen zijn ruw maar nergens vlijmscherp.
Een beekje kabbelt bijna onzichtbaar onder de blokken door.
Er zitten wat muggen tussen de stenen en ook de onvermijdelijke spinnen.
Als de blokken groter worden en de helling steiler, is het soms echt even puzzelen op het makkelijkste pad.
De handen komen er regelmatig aan te pas, maar het wordt nooit écht lastig.
Ik vind het wel leuk, eigenlijk.
Enkele meertjes verderop begint een klim een dalletje uit, steil omhoog over rotsplaten.
Bij een beekje gaan we zitten op een grasveld: lunchtijd.
Veel meters omlaag hebben we nog niet gemaakt na al deze moeite, maar de omgeving is schitterend ruig.
We hebben nog één klimmetje tegoed en dan gaan we definitief omlaag.
Een vallei met een kronkelende beek strekt zich voor ons uit.
De afdaling gaat geleidelijk door dit brede, moerassige dal.
Overal staan bloemen.
Keiharde windstoten rukken aan onze petjes.
We stomen door en krijgen het langzaam warmer.
We horen vaag het geluid van een eerste motor die optrekt en even later zien we ver onder ons een verkeersweg.
Eindeloos gaat het pad verder omlaag.
Het is gewoon warm geworden.
Dan zien we in de diepte een dorpje van een paar huizen en een kerkje tussen de bergen.
Verkeerswegen, een spoorlijn, boompjes, tunnels.
— Een Märklin-landschap, merkt Frans op.
Helemaal klaar met de afdaling bereiken we uiteindelijk l'Hospitalet-près-l'Andorre, dat behalve haar naam totaal niet indrukwekkend is. Het is zo'n plek waar iedereen die kon vertrekken, is vertrokken. We checken in in het hotel uit grootmoeders tijd en drinken een kop koffie op een troosteloos terras pal aan de weg, kaal asfalt op twee tafeltjes na. De enige andere klant en het personeel hangen verveeld rond, rokend. De wegschietende hagedisjes zijn mijn grootste vermaak, Frans verheugt zich meer op de doorkomst van de nachttrein naar Parijs. Auto na auto komt voorbij. Het verstandigste wat ze kunnen doen hier, is doorrijden. We lopen een rondje door het gehucht, dat eindigt met een kerkje met piepklein kerkhofje. Je kunt hier zelfs dood gevonden worden.
RUNDVRIJ
Het petit dejeuner is inderdaad petit en ook de vele vliegen in het hotel willen hun deel.
Au revoir, en wij vertrekken richting de Besines, een korte dag.
Een pad in de schaduw door het bos, tegen de steile helling, geeft al snel mooie uitzichten op het diepe dal onder ons.
In het bos hangt nog de warmte van de vorige dag.
Het pad is goed te doen en al rond lunchtijd bereiken we de mooie hut Besines.
We bestellen koffie, cola, omelet, crèpes, meer cola en Frans bestelt nóg een crèpe.
Een heerlijke plek voor een pannenkoekenpauze!
We bespreken de opties en besluiten vol goede moed ook nog de kortste route naar de volgende hut te gaan doen, via de GR10. Maar kortste is relatief, er komt gewoon nog een hele wandeldag bij. Goed uitgerust beginnen we aan de rest van de klim naar de Col de la Coume d'Angel. Het is hier werkelijk schitterend! Een ruig dalletje met wat dennen en klaterende beekjes wordt ons aangeboden door de GR10. Als we omkijken, zien we wild berggebied tot en met de afdaling van de dag ervoor. Het is bijna onvoorstelbaar en een groot wonder van het Franse openbaar vervoer dat je daar ergens in een onooglijk dorpje in het dal in de directe trein naar Parijs kunt stappen.
Op de pas kijken we uit over een totaal ander landschap.
Het is wijds en kaal met een paar flinke bergmassa's.
De hoogste is de Pic Carlit, waar de HRP via een technisch lastige klim overheen gaat.
Als het dier op een paar meter afstand blijft staan kijken, beginnen we veel ophef te maken.We nemen geen pauze hier, maar dalen de GR10 af, want het is nog wel een stukje.
Bij een herdershut staat een kleine kudde paarden en verderop staan koeien.
We zakken in het gras tussen beide diersoorten in om eindelijk een pauze te pakken.
We zitten net, of de kudde koeien zet zich in beweging.
Eén van de dieren lijkt wel nieuwsgierig naar ons.
De kudde komt tot stilstand.
De koe loopt stapje voor stapje onze kant op.
Dat is niet de bedoeling.
Als het dier op een paar meter afstand blijft staan kijken, beginnen we veel ophef te maken.
Dat zal haar leren.
Maar nee.
Op een gegeven moment staat ze pal voor onze neus.
Dit is geen relaxte pauze zo.
We doen een laatste poging tot wegjagen, de koe zet een stapje opzij.
Het blijkt de stier.
We pakken onze spullen en lopen naar een rundvrij stukje gras bij een beekje.
Pauze deel twee.
De laatste col van de dag lopen we langzaam op.
Het beste is er inmiddels wel vanaf, maar het is een eenvoudig pad.
De nieuwe uitzichten over de pas zijn prachtig en weer heel anders.
Een lange, halfbeboste vallei met wat kuddes koeien wordt omringd door lage bergpieken.
We dalen af, wat al snel heel geleidelijk gaat.
Het is vooral kms maken nu, nog tien.
We lopen door een open dennenbos.
Kleine beekjes kabbelen.
Er is geen weg, er staan geen boerderijen.
Dit lieflijke landschap voelt heel afgelegen en is dat waarschijnlijk ook.
Na heel wat kms nemen we nog een laatste pauze.
Ik heb het ondertussen wel gehad.
Nog een reepje erin, een slokje water, even liggen, even rekken en weer door.
Dan bereiken we het grote Lac des Bouillouses, dat tussen met dennen beboste heuvels verscholen ligt.
Granieten rotspartijen vormen een ruig landschapje.
Grillige boomwortels kronkelen over het pad.
Je verwacht hier trollen, of op zijn minst elanden.
Die zijn er niet, maar wel veel mensen die nog aan het wandelen zijn of hun tentje opzetten op een stukje gras aan de rotsachtige oever.
Eindelijk bereiken we de stuwdam aan de andere kant.
Een laatste paar treedjes omhoog brengt ons in het hotel.
Het is inmiddels zeven uur, ik denk aan een douche, een goede matras, even uitpuffen daarop en dan misschien eens wat eten.
— C'est complet ce soir.
Aha.
We wandelen over de stuwdam naar de volgende herberg.
Ook vol.
Wordt het in de slaapzak onder een afdakje ergens?
Nee, in de berghut even verderop hebben ze nog plaats voor ons.
We boeken gelijk twee nachten.
VERKEERDE TOP
Door de dubbele wandeldag hebben we de mogelijkheid om de Pic de Carlit te beklimmen, de hoogste berg van de oostelijke Pyreneeën, waar de route van de HRP ook overheen gaat.
Met een lichte rugzak lopen we omhoog, het bos in.
Dit is een populair wandelgebied, er zijn overal paden tussen de bomen ontstaan, en die paden zijn compleet uitgewoond.
De wandeling begint daarom gelijk met wat handen- en voetenwerk over granietmassa's.
De tocht voert ons door een glooiend, halfbebost gebied met een aantal meertjes.
Daarboven, onder een strakblauwe hemel, torent de Pic uit met her en der wat kleine wandelaars erop geplakt.
Het is hier prachtig.
We hebben er al een heel stuk opzitten als de echte klim begint, de morenen op.
Bij het hoogstgelegen meertje houden we een korte pauze.
Er ligt nog ijs op het water, wat zorgt voor een koel drankje uit de natuur.
Het handen- en voetenwerk van de klim dient zich aan.
Het wordt serieus met de berg.
We kronkelen omhoog over een breed, stenig ruggetje, dan volgt meer klauterwerk.
Het pad splitst zich en wordt éénrichtingsverkeer.
We bergen de wandelstokken op, het gaat steil omhoog over een onoverzichtelijke rotswand.
Ik blijf staan voor wat foto's en ben Frans uit het oog verloren tegen de tijd dat ik de camera weer opgeborgen heb.
Omhoog dan maar, met handen en voeten.
Het is heel steil maar niet moeilijk.
Nog een stukje klauteren en... ik sta op de top.... in mijn eentje. Verkeerde top!Overal zagen we wandelaars lopen, maar juist nu ben ik alleen op de berg.
Ik zie ook geen markering.
Waar zal ik eens heen gaan?
Overal lopen padsporen.
Omhoog?
Links?
Ik kijk om de hoek van de berg en zie alleen maar steile rotsen.
Misschien toch maar niet 😬.
Rechts?
Ik klauter naar een soort van klein pasje.
Daarachter zie ik een pad onder me met wandelaars en verderop zie ik Frans gaan.
Gevonden!
Ik ga weer omlaag naar het pad en begin rustig het laatste stuk omhoog.
We lopen hier op 2900 meter hoogte en die voel ik.
Nog een stukje klauteren en...
ik sta op de top....
in mijn eentje.
Verkeerde top!
Iets verderop zie ik een clubje mensen.
Daar moet ik heen!
We blijven een lange pauze op de top terwijl steeds meer wandelaars arriveren.
De uitzichten alle kanten op zijn grandioos.
Er staat maar weinig wind.
Wat een plek, wat een mooie afsluiting van twee weken in de bergen.
Maar we moeten natuurlijk nog terug naar de hut.
Na nachtelijke regens gaan we de volgende dag het dal in. Na een wandeling over een saaie bosweg waarbij we de mist soms bijna kunnen aanraken en een stuk door bloemrijk, heel aardig boerenland bereiken we ons eindpunt, het dorpje La Cabanasse. We slapen in een gîte met blauwe luikjes, la Maison bleue. Blue Hotel. De tocht zit erop.
El plan
De Haute Randonnée Pyrénnéenne (HRP) is een pittige wandelroute over de gehele lengte van de Pyreneeën.
Wij gebruikten in de voorbereiding verschillende drukken van ht gidsje The Pyrenean Haute Route,
een oude van Ton Joosten en nieuwe van Tom Martens. Ze beschrijven elk een wat verschillend traject.
In september 2021 liep Blogout het HRP-traject tussen de hutten Soula en Pujol als huttentocht.
Dit vervolgplan beslaat het vervolgtraject tussen de hut Certascan en het dorpje Eyne.
Deze tocht is geschikt voor ervaren bergwandelaars met een goede conditie en navigatievermogen.
De in de gids van Tom Martens beschreven route gaat in de basis uit van een tocht waarbij je kampeert.
Wij maken echter een huttentocht.
In Andorra wijken we af van het in het gidsje van Tom Martens beschreven HRP-traject omdat een zeer lange etappe tussen Vallferrera en El Serrat zonder overnachtingsmogelijkheid is (18km, +1500m, -1700m).
In plaats hiervan volgen we de GR11 en andere paden via een zuidelijker, langere route waarbij we als bonus ook nog het skigebied Arcalis langs de HRP vermijden.
Onderweg overnachten we in bemande hutten, onbemande bivaks en een enkele keer in een hotel of gîte d'étape.
We reizen per trein, bus en taxi naar het dorpje Saint-Lizier d'Ustou, aan de Franse kant, gelegen aan het traject van de GR10. Van hieruit bereiken we de HRP precies op het punt waar we haar hebben verlaten.
- Dag 1: Aanlooproute Saint-Lizier d'Ustou - Marterat (11km, +1600m, -200m) met overnachting in de onbemande Cabane de Certascan
- Dag 2: Marterat - Certascan (13km, +1200m, -1100m), waarbij we de Spaanse grens oversteken en op de HRP belanden.
- Dag 3: Certascan - Baborte (13km, +1200m, -1100m), een onverwacht zware tocht met overnachting in de onbemande Refuge del Cinquantenari / de Baborte.
- Dag 4: Baborte - Vallferrera (5km, +300m, -700m), een hersteldag.
- Dag 5: Vallferrera - Comapedrosa via GR11 (12km, +1000m, -700m). Hier gebruiken we de (langere) route via o.a. de GR11 uit de oude druk van de wandelgids om een zeer lang traject naar El Serrat zonder overnachtingsmogelijkheden te omzeilen.
- Dag 6: Comapedrosa - Angonella via GR11 en lokale paden (10km, +900m, -1000m) met overnachting in de onbemande Refuge d l'Angonella.
- Dag 7: Angonella - El Serrat via lokale paden (7km, +200m, -900m), een hersteldag. Vanuit het dorpje El Serrat kunnen we op een rustdag met de bus via Ordino in Andorra-la-Vella een supermarkt bereiken voor herbevoorrading.
- Dag 8: El Serrat - Cómbs de Jan, terug op de HRP van Tom Martens (11km, +1300m, -700m) met overnachting in de onbemande Cóms de Jan.
- Dag 9: Cómbs de Jan - Juclar (9km, +900m, -800m).
- Dag 10: Juclar - l’Hospitalet-Près-l’Andorre (12km, +400m, -1300m).
- Dag 11: L’Hospitalet-Près-l’Andorre - Besines (7km, +900m, -200m), een hersteldag.
- Dag 12: Besines - Bouillouses (19km, +1300m, -1400m), zeer forse dag, met als alternatief de GR10 (16km, +800m, -900m).
- Dag 13: Bouillouses - La Cabanasse (16km, +200m, -800m), vanaf de Col de la Perche via de GR10. De HRP loopt naar het dorp Eyne, enkele kms verderop, alwaar geen treinstation. In ons eindpunt La Cabanasse is wel een treinstation. De HRP gaat vanaf de Col de la Perche via een kilometerslange asfaltweg naar Eyne, een oninteressante route.
Vanuit het dorpje La Cabanasse reizen we met de traine jaune naar Villefranche, verder met de trein naar Perpignan en van daaruit de volgende dag met de trein via Parijs terug naar Nederland.
Andere plekken waar je relatief eenvoudig de bergen in- of uitkunt met het openbaar vervoer zijn El Serrat (bus naar Ordino, verder naar Andorra-la-Vella en daarna naar Toulouse) en l'Hospitalet-près-l'Andorre (rechtstreekse trein naar Parijs).
Omdat we eind juni onze tocht beginnen, is het nog vroeg in het wandelseizoen. De sneeuwcondities op het pad hebben onze aandacht.
Op basis van deze Franse sneeuwkaart kregen we de indruk dat er nog veel sneeuwresten op Frans en Andorrees grondgebied lagen.
Wij nemen ministijgijzers en pickel mee om veilig de verwachte sneeuwvelden over te kunnen steken.
In de praktijk hebben we deze slechts één keer nodig gehad. De sneeuwkaart leek niet up to date.
De hutten Marterat, Angonella en Cómbs de Jan beschikken niet over (comfortabele) matrassen. Daarom nemen we een slaapmatje mee.
Daarnaast, voor alle vier onbemande overnachtingen: slaapzak en warme kleding, kookspullen, lichtgewicht maaltijden.
Op de meeste, maar niet alle, plekken kun je met je pinpas betalen. Neem dus een voorraad contant geld mee voor eten en overnachtingen, taxi en wat kleingeld voor de bus.
Op de gelopen route moesten we regelmatig beken doorwaden. Bij aanhoudende regen staat het water hoger.
Zo vroeg in het wandelseizoen hadden we nog weinig wandelaars in de bergen verwacht, maar elke dag kwamen we wel een aantal mensen en groepjes tegen.
Voor navigatie gebruikten we, naast markering onderweg en een elektronische kaart en GPX in een navigatie-app, de 1:50.000 kaarten IGN 07 Haute-Ariège en 08 Cerdagne-Capcir en de Spaanse Mapa Excursionista 22 Pirineus Pica d'Estats - Aneto.
De kwaliteit van deze kaarten voor navigatie was laag.