Een tocht door de Dolomieten is niet compleet zonder een wandeling door een skigebied met platgetreden wandelpaden en veel dagjeswandelaars. Bij deze. Goed, de uitzichten waren ook hier prachtig en het hotel had lekkere bedden. De volgende ochtend belandden we op ongebaand terrein omdat het pad dat we kozen alleen op de kaart bleek te bestaan, zakten we tot de bovenrand van de schoenen in de modder en moesten we een rivier doorwaden om weer op de route te komen. Heeft toch mijn voorkeur!
Bos. Omdat de bergen wat lager zijn aan de oostkant van de Dolomieten was er veel van. Gelukkig kunnen de Italiaanse bergbossen prachtig zijn. Steile hellingen met dikke beuken waar je tussendoor loopt, smalle paadjes haarspeldkronkelend tussen grillig gevormde lariksen, een sparretje waar je je graag even aan vasthoudt bij een lastig afstapje, diep bukken voor een afgeknakte stam die boven het pad hangt, paddestoelen op het pad en alpenviooltjes erlangs, gras tot twee meter hoog, open plekken vol mos, rotspartijen, een ruisend beekje... Een beetje bosbouwer krijgt vast buikpijn van alle variatie die we zagen, maar ik vond het prachtig.
Uitzicht vanaf een typisch Dolomietenpasje. Steil omhoog over een grashelling, kort maar interessant stukje door de rots (de kleine inkeping linksonder in de wand was ons pad), en daarna: in t-shirt en korte broek pauze op de pas met prachtige vergezichten.
Eind oktober 2018 viel in de Dolomieten in twee weken tijd meer regen dan in Nederland in een heel jaar. Daarbovenop kwam storm Vaia langs met windstoten tot 200 km/u. Wat een natuurgeweld moet dat geweest zijn. Veertien miljoen bomen werden omvergeblazen. Twee jaar laten zien we nog hele berghellingen met omgeknakte bomen. Veel wandelpaden zijn weer toegankelijk gemaakt, sommige paden zijn afgesloten. Toen we toch zo'n pad kozen, belandden we in een paar honderd meter brede chaos van stammen en takken op een steile helling. Niet te doen. We daalden langs de helling af naar een droge rivier en konden van daaruit onze weg vervolgen.
De Dolomiti Friulani, een schitterend natuurgebied. Door de dalen 'stromen' enorme, lichtgrijze rivieren van keien heel langzaam naar de zee, alles op hun pad meesleurend. Vooral in het voorjaar krijgen deze puinmassa's een zetje, als het smeltwater met grote kracht naar beneden komt. Een groot deel van het jaar staan de rivierbeddingen echter droog en stromen de kleine beken die resteren grotendeels ondergronds. De brokkelige lichtgrijze steenmassa is ooit onderzees afgezet door neerslaande kalkskeletten van zeedieren en door koraal.
Waarheen? Ja echt, daarheen!
Detail van het uitzicht op een heldere septemberochtend. De kammen van de Julische Alpen waren zichtbaar in de verte, 80 km verderop, in Slovenië. Voorlopig is er nog genoeg te wandelen.
Een droge rivierbedding met af en toe een rood-witte markering. Dat was de wandelroute, honderden meters steil omhoog via grote blokken en instabiele gravelhellingen. Een pad liep er niet. Zoveel ruigte om ons heen! Op de pas bleken we in een bos te staan, zonder uitzicht. Maar wat een avontuur op weg daarheen!
We genieten van een welverdiende rust op de passo Elbel na 900 meter stijgen. De hoogtemeters op weg naar rifugio De Gasperi zitten er goeddeels op. Deze dag kwamen we onderweg één groepje wandelaars tegen. Er waren dagen dat we helemaal niemand zagen en ook de enige gasten waren in de hut. De Alta Via 6 heet ook wel 'Alta Via dei Silenzi', de 'hoge weg der stilte', en ze deed haar naam dus eer aan. Er werd ons verteld door een huttenwacht dat in een normaal jaar twintig mensen deze route lopen. In coronajaar 2020, vijf.
Het bleek een uitstekend idee om in de nazomer van begin september de Dolomieten door te wandelen. Het was erg rustig in de bergen en in de hutten en de temperaturen waren aangenaam. Ik had weinig bloemen verwacht in deze periode, dus tot mijn verbazing stonden er hogerop ontzettend veel gentianen in bloei, zoals deze paarse, een baardgentiaan.
Goedemorgen! Frans en ik waren 's ochtends al op tijd vertrokken uit de Pordenone-hut, die nog in de schaduw lag tussen de hoge bergwanden. We daalden af naar het dal voor een wandeling door het hart van de Dolomiti Friulani. Ik liep in korte broek en de koude lucht boven de dalbodem leverde frisse benen op tot de zon boven de bergkam uitkwam. Ik hoopte al op een prachtige wandeldag door dit natuurpark, maar hij begon wel heel erg mooi!
Frans en ik wandelden twee weken door het oostelijke deel van de Dolomieten, waarbij we het traject van de Alte Via 6 als leidraad gebruikten. Deze doorgaande route bevat enkele voor de wandelaar te vermijden lastige technische passages, bovendien is door landverschuivingen een aantal paden weggevaagd. Gelukkig vonden we mooie omwegen door de stille Dolomietenwereld.
Het was een uitdagende klim vanuit rifugio Giaf naar de pas Forcella del Cason over een instabiel, steil gruisveld en daarna nog een flink stuk klauteren. Op de pas braken de wolken open en via een korte traverse kwam ik bovenaan een nog steiler colletje. Een prachtplek, machtige rotstorens boven me en lucht onder mijn voeten!
Sankt Lorenzen im Lesachtal piept door de wolken. Die ochtend waren we vertrokken uit dit slaperige Oostenrijkse dorpje om de hoofdkam van de Karnische Alpen door te steken richting de Dolomieten. In Sankt Lorenzen scheen de zon al weer; wij waren nog aan het opdrogen van de regenbuien. Heel klassiek: zodra we de Oostenrijks-Italiaanse grens overstaken, begon ook voor ons de zon te schijnen!
De hoge toppen van het Monvisomassief verbergen zich een groot deel van de dag achter opstijgende wolkenmassa's. Op de achtergrond de top van de Viso Mozzo, een drieduizender.
Het is nog vroeg en de laatste tentbewoner ligt nog even te slapen op dit prachtige bivakkeerplekje. Dan gaat het licht in de tent ineens aan, en even later ook het gasvlammetje van de brander. Koffie, ontbijtje, inpakken en op naar een nieuwe bergpas!
Aan het eind van een lange wandeldag volgen we een onverhard weggetje het dal in. Op de rotsen pal langs de weg treffen we een kudde voornamelijk jonge steenbokjes. Even is er paniek - bij de steenbokjes - maar als we op de andere weghelft gaan lopen stelt dat voldoende gerust. Een tijdje blijf ik staan hopende op een mooie foto en die krijg ik als een van de jongen me nieuwsgierig opneemt.
De Passo del Prefouns - of Pas du Préfouns, want we staan op de grens van Italië en Frankrijk - was al een favoriet van Saar en is dat nu ook van mij. Wat een klim door gruis en over grote blokken, wat een spectaculaire, steile wanden rondom. Deze pas is letterlijk en figuurlijk een hoogtepunt!
Even rust voor de voeten. Ze hebben ons deze reis stap voor stap van de Monviso naar de Mediterranee gebracht, meer dan 300 km lopen, ruim 20 km de hoogte in (en iets meer dan dat weer omlaag). Dankjewel voeten!
De zon gaat onder achter de Monviso en verlicht nog de ''uiers'' aan de onderkant van een mammatocumulus. Het onweer kondigt zich op een prachtige manier aan - ik sta veilig op het balkon van de bovenste verdieping van de hut Quintino Sella tot de eerste druppels me raken.
We lopen door de Italiaanse Alpen maar we wanen ons soms in de Dolomieten - dit zijn dan ook de ''Dolomiti di Cuneo''.
We zagen zoveel steenbokken. Altijd mooi om deze dieren te zien, rustig grazend in kleine groepjes of halsbrekende toeren uithalend op een steile rots. Vaak troffen we ze aan ons pad, zoals dit mannetje. Vroeger werden ze bejaagd tot bijna de laatste, tegenwoordig hebben ze niets meer van mensen te vrezen.
Een bergpas is altijd een verrassing, er verschijnen plots andere uitzichten. Soms, zoals hier bij de Passo d'Orgials, loop je na een wat eentonig pad omhoog zomaar een nieuwe, prachtige wereld binnen, waardoor de vermoeidheid van de klim aan het eind van een warme middag snel weer vergeten is.
Klein tentje, grote bergen. Op de Passo delle Scolettas vonden we een fonteintje en een paar vlakke vierkante meters. Heerlijke slaapplek.
Terwijl ik omhoog loop naar de Remondino-hut, zie ik een gems, strategisch opgesteld tegen de spectaculaire achtergrond van de Madre di Dio. Het zijn vaak wat schuwe beesten die de boel goed in de gaten houden. Hij staat een paar minuutjes te kijken voor hij weer verdwijnt.
Hoge bergpassen overstekend kwamen we regelmatig even in Frankrijk terecht: buongiorno werd bonjour. Het land deed zijn best om ons langer binnen de grenzen te houden, zoals op deze prachtige plek, maar uiteindelijk keerden we elke keer weer terug naar Italië.
Half tien 's ochtend, we waren aangekomen op de Passo Brocan na een klim van anderhalf uur vanuit Rifugio Remondino. Met 2888 meter was dat het letterlijke hoogtepunt van onze tocht en dat was te merken. Ik had die dag alleen nog steen gezien, flinke sneeuwvelden en een paar kleine, dappere bloemetjes, het laatste leven dat ik hier verwachtte. We waren de eersten die dag op deze plek, toch? Ik keek omhoog en ver boven me zie ik de silhouetten van twee steenbokken.
De schrille fluit van de Alpenmarmot, echoënd tussen de rotswanden, is voor mij wel het meest karakteristieke geluid van de hoge bergen. Als ik het hoor probeer ik uit te vinden waar het precies vandaan komt, maar meestal blijft de bron onzichtbaar. Soms zie ik in de verte een haarbal onhandig hobbelen tussen de blokken. Maar het mysterie is eindelijk opgelost! Het blijkt een klein, koddig figuurtje te zijn met een dikke bontjas en een slecht gebit, dat al dat lawaai maakt...
De Ligurische Alpen. Na een paar weken wandelen hebben we de laatste echte bergpassen achter ons liggen en in theorie zouden we de Middellandse Zee al moeten kunnen zien, maar het is te heiig. De paden zijn niet technisch meer en we maken flink meters. Een eenvoudige tocht wordt het niet. De temperatuur stijgt, stromend water is hier schaars en bronnen blijken soms niet bestaand, iets om rekening mee te houden. De bergen worden lager en lager, er zijn steeds meer tekenen van een naderende bewoonde wereld, maar het blijft een prachtige tocht tot het laatst.
Ventimiglia! De laatste meters van onze wandeltocht van de Monviso naar de Mediterranee. Dat moest worden gevierd met een duik en bubbels! In 2013 begonnen Saar en ik in Zwitserland met een wandeltocht langs het traject van de Grande Traversata delle Alpi, tijdens een hittegolf, en het duurde vervolgens vier jaar voordat ik weer terug durfde. Sindsdien hebben we elke zomer een traject gelopen. Het was prachtig! Nu is het klaar, maar we zijn onderweg een dame tegengekomen die helemaal in Triëst was begonnen... nieuwe avonturen liggen dus op de loer!
Ik schrijf bijna nooit over het zweet, het stof, de muggen, de horzels, de dorst, de hitte, de kou, de regen, de vermoeidheid, de pijn in de benen, de pijn op alle andere plekken, de natte voeten, de lastige paden, de lastige afwegingen, de muffe kleren, je muffe zelf... Door slimme keuzes te maken kun je de ongemakken onder controle houden, maar ze zijn er natuurlijk wel. Er wordt niet alleen gewandeld, er wordt ook hard gewerkt om het gebrek aan comfort acceptabel te houden. Toch moet een wandelreis niet gaan voelen als een prestatie, maar als een favoriete manier om je te verplaatsen door een mooi stukje van de wereld. En al dat moois zou zonder het zweet, het stof, etc. niet compleet zijn.
De ''horseshoes'' vond ik het mooiste, wandelingen waarbij je aan het begin van de dag vanuit het dal naar een bergrug of pas loopt, via de kammen en toppen een dal helemaal rondt, en aan de andere kant weer naar beneden gaat naar je beginpunt. Je loopt dus een grote boog om het dal, vandaar hoefijzer. Na de eerste klim gaat het verder redelijk makkelijk met soms leuke klauterstukjes tussendoor en heb je veel uitzichten alle kanten op. Wel doen op een dag dat de wolken boven de toppen hangen!
Er wordt ontzettend op het weer gemopperd in Engeland. Het lijkt een pessimistisch volkje. Maar ik beken: ik heb eraan meegedaan, want ze hadden gelijk over dat weer. Als het dan een dag aardig weer dreigde te worden en de korte broek aan kon, klonk het zuinig: ''No', ba', issit?''. Toch konden ze ook doorslaan in optimisme: ''Lovely day!!'' riep een happy hiker ons toe. De zon scheen dan wel, maar ik had mijn muts nog op.
De zon breekt door, tijd voor een lekkere pauze in de fells! Zo worden de bergen hier genoemd, een term uit de Vikingtijd. Die benaming geeft het landschap een ietwat Scandinavisch tintje. De stroopwafels waren echter gewoon Hollands!
Tijdens een lange maar eenvoudige wandeling over de rug van het Helvellynmassief (de hoogstgelegen schapenwei van Engeland) besloten we wat pit in de wandeldag te brengen door er een rondje om het meertje onder ons aan toe te voegen via twee smalle rotskammen. Hier klimmen we weer omhoog naar de bergrug vanaf Striding Edge, een in Engeland heel bekende scramble-route, anderhalve kilometer lang en lekker luchtig. Scramblen is typisch Engels, laat ik het klauteren noemen.
Saar en ik waren bezig met een driedaagse trektocht. De zon brak door, het weer werd heel mooi toen we daar beneden in het eenzame Upper Eskdale waren. We stonden aan de voet van de Scafell Pike, de hoogste berg van Engeland. Zullen we? We kozen zorgvuldig voor een route omhoog, op de kaart en op het zicht, door een mooi padloos dalletje dat prima te doen leek. En dat was het ook. Uiteindelijk stuitten we op een pad, een breed pad en ineens veel andere wandelaars. En op de top stonden tweehonderd Engelsen in de dichte mist selfies te maken... Al net zo maf als hun politici!
Het MWIS weerbericht voor de Britse berggebieden is hilarisch. Nog nooit zoveel termen voor verschillende soorten regen gezien. Want wat is eigenlijk een ''mix of constant rain and showers?'' Het weerbericht is bij voorbaat pessimistisch, met kopjes als: ''How windy? How wet? How cold?'' En niet alleen het vocht van boven wordt voorspeld, ook het vocht van beneden, met de wat neutrale termen ''conditions overhead'' en ''conditions underfoot.'' Hier, op weg naar de enige bemande berghut van Engeland, de Black Sail, waren beide condities: ''very wet!!''
Het Lake District is een in Engeland beroemd nationaal park met de hoogste bergen van het land, en het is tevens één grote schapenwei. De grote, groene grasbergen worden gekortwiekt door de typische Herdwickschapen die je werkelijk overal ziet rondscharrelen. Bij de geboorte zijn ze helemaal zwart op witte plekken rond de ogen en oren na, en als ze ouder worden, worden ze licht van kleur.
Terug in het Lake District. Terug voor mij in ieder geval, voor Saar was het de eerste keer. Omdat ze een training gaat volgen om British Mountain Leader te worden, moest ze wandelervaring opbouwen. Die heeft ze wellicht in overvloed, maar niet op dit eiland. En dat is nou juist wel een vereiste. Was het weer aardig dan plukten we de dag. We hebben we er een aantal mooie, lange buitendagen gemaakt, ''Quality Mountain Days'' zoals ze dat hier noemen in het opleidingswereldje. ''Ah, you're doin' good ones'', zei een slaapzaalgenoot in de jeugdherberg toen ik vertelde wat we die dag gedaan hadden.
Uit de nevels boven de Povlakte zie ik de zon opkomen aan het begin van onze laatste wandeldag. Na een maand in de bergen van Italië zijn mijn benen wel even uitgewandeld, maar mijn hoofd nog lang niet. Het plan is helemaal door te lopen naar de Middellandse Zee, maar dat is nog even toekomstmuziek.
De grijze wand van de Monviso weerspiegelt in het Lago Grande di Viso. Het is al na lunchtijd, we staan op 2600 meter en de wolkenbasis is niet veel hoger dan dat. Tijd om af te dalen en een plekje te zoeken voor de nacht voordat de buien losbarsten!
Monviso, de zichtbare berg, de reus van de zuidwestelijke Alpen, die meer dan 500 meter boven de omringende bergen uittorent. Al zo vaak heb ik hem gezien vanaf een pas of top, maar nog nooit zo dichtbij. Het is een spectaculair massief, niet zo gek dat het hier toeristisch is. Het is even wennen na dagenlang wandelen zonder iemand anders tegen te komen.
Een bronnetje dat ontspringt onder een sneeuwveld... Saar ondergaat sphenopalatine ganglioneuralgia oftewel HEADFREEZE!!
Een Alpenmarmot in Val Troncea. We hebben er vele zien weghobbelen, hun waarschuwingsfluitje vaak gehoord en als je niet oppast, pleur je zo hun hol in, maar meewerken met de fotograaf: ho maar. Nu dan toch!
We dalen af naar de bodem van Val Troncea, een natuurpark. In dit schitterende dal, in een half vervallen gehuchtje, ligt Rifugio Troncea. Na een heerlijke lunch kregen we de sleutel van kamer 1. Inderdaad, we waren de enige gasten.
Goedemorgen! Na een aankomst met knetterend onweer, een heftige hagelbui, centimeters water rond de tent, tentverplaatsing en een heerlijke nacht slaap worden we wakker in een prachtig bergland dat weer vredig en zonnig is. Een kopje koffie is in de maak.
Op weg naar de Colle di Malanotte zien we eerst één, dan twee, daarna een tiental steenbokken dat in onze richting komt gekuierd. Het is een roedel mannetjes met forse gespierde lijven en enorme hoorns. Wat een beesten! Minuten blijven we in stilte staan terwijl ze de lekkerste plukjes gras opknabbelen en ons links en rechts op een paar meter passeren.
Al voordat de zon over de bergkam piepte, waren we al weer op pad richting Colle dell'Orsiera na een overnachting in de Bivacco Bergerie dell'Orsiera.
Als de zeven nog in de klok zit, lopen we langs Lago della Manica, een spiegel voor de cumulus en cirrus in het ochtendlicht.
Omdat er onweersdreiging was, liepen we de 1700 vertikale meters naar de kapel op de top van de Monte Robinet zonder pauze van betekenis. Vóór de lunch waren we boven en we hingen de rest van de dag rond de kapel. We keken vanaf onze verheven positie urenlang naar ''Orsiera TV'', met een live programma met rotsige bergtoppen, dikke, bewegende wolkenmassa's en steenbokken als acteurs. De uitzending eindigde met drama: donder en bliksem.
Jong steenbokje op de top van de Monte Robinet. Urenlang deelden we de bergtop waar we gingen overnachten met een tiental steenbokken, waaronder enkele jongen. We gluurden een beetje naar elkaar en deden verder elk ons ding. Grazen, liggen, fotograferen.
De steile klim naar Colle Costa Fiorita. Op de achtergrond het slaperige bergdorpje Usseglio, waar we overnachtten in een hotel dat tevens diende als bejaardenhuis.
Op een meter of 2000 kun je er naar gaan uitkijken: fel donkerblauwe spikkels in het gras. De gentiaan geeft aan waar de bergen écht beginnen.
Een kilometer boven het einde van de groene, warme dalbodem, verscholen achter de wand van het keteldal, lopen we door een ander seizoen en een andere wereld: de onderkant van de wolken, vuile sneeuwhellingen, rotswanden, een ijsmeer. We zien een vaag wandelspoor in de sneeuw en wat steenbokken, verder ontbreken tekenen van leven. Water sijpelt omlaag door de stilte. Het is er kil, grauw en indrukwekkend, een plek uit een fantasy-verhaal.
Terug in het vertrouwde Piëmont, met Saar, gaat het meteen steil omhoog de Bessanese in. We hadden een korte huttentocht gepland die ons over wandelpassen tot 3200 meter moest leiden. Last minute regelden we pickel en mini-stijgijzers, want er bleek na een koud voorjaar nog een enorm pak sneeuw te liggen in het massief. Na de eerste dag voelde ik me toch niet genoeg voorbereid en kozen we voor een alternatieve route, ook erg mooi.
Na een korte wandeldag besloten F. en ik in de hut te blijven waar we geluncht hadden. Vóór ons lag een forse etappe met een via ferrata en die wilden we fris en fruitig de volgende dag doen. Het gaf ons de gelegenheid tot een middagtochtje naar de top van de Piz Mulaz. Wolkenvelden stroomden over het dolomiet, boven, naast en onder ons. Soms is géén uitzicht ook mooi.
Massa's edelweiss heb ik gezien. Een bijzonder bloemetje! Dit exemplaar staat nog net niet in bloei... de viltige ''bloemblaadjes'' zijn in werkelijkheid schutbladen, de eigenlijke bloemetjes zijn de groenige knopjes in het ''hart''.
Vanaf de Passo di Valles loop je de Pale di San Martino in, een massief dat niet Tre Cime, Marmolada of Sella heet en daarom weinig toeristen trekt. Tevreden zaten we 's avonds midden in een schitterend gebied in een berghut met slechts enkele klanten. Pale di San Martino, niet doorvertellen dus.
De Alte Via 2 slingert zich van noord naar zuid door de Dolomieten. Het is grotendeels een goed beloopbaar pad, met steile stukken rond de cols en enkele eenvoudige via ferrata's. Op luchtige stukken van de route wordt je meestal ondersteund door kabels. Meestal.
Zonsondergang bij Rifugio Boè. Vóór me een schitterend kleurenspel, achter me een clubje Italianen dat een groepsfoto ging maken met de ondergaande zon op de achtergrond. Dat vergde enige afstemming binnen de groep, en het was Italië hè, dus de foto werd pas gemaakt toen de zon al onder was. Lol hadden ze wel.
Tussen de pinakels rondom Passo Cir dalen we af naar Passo Gardena. Aan de overkant van het dal kijken we tegen de machtige wanden van de Sella aan. Men zegt dat de Dolomieten de mooiste bergen van de wereld zijn. Ik kan dat niet beoordelen, maar het is absoluut een indrukwekkende hoop stenen bij elkaar!
De afgelopen maand heb ik in de gelukkige omstandigheid verkeerd in de bergen van noord-Italië te mogen verblijven met aangenaam weer, talloze mooie uitzichten, lekker eten, goede koffie en uitstekend gezelschap. Met veel wandelkilometers op de teller ben ik weer thuisgekomen, en met veel foto's natuurlijk.
Gisteren was de laatste fietsdag in de bergen. Na een ochtendje klimmen waren we rond lunchtijd bij de Sillianhut met prachtig uitzicht over de Dolomieten en goede porties Kaiserschmarrn
Vandaag weer een mooie mountainbikedag gehad met Vasa Sport naar het randje van de Dolomieten. De foto kijkt nog even terug naar de dag van gister, toen we op weg waren naar een mooie single track afdaling met witbesneeuwde toppen boven ons. De Alpen van de ansichtkaartjes!
Nazomeren op pashoogte van de Großglockner Hochalpenstraße, zo'n 2500 M.ü.d.M. Na de kou & de regen van gister lag er een mooi pakkie. Vanochtend werd de pas weer open verklaard en kon een heroïsche rit naar boven beginnen.
Op MTB-tocht van Duitsland naar Italië met Vasa Sport. Vandaag was het een dagje waterfietsen.
Ochtend bij de Bivacco Blessent, het zoldertje boven een kapelletje waar de vermoeide wandelaar zich kan neerleggen op een matras (of, hygiënischer, zijn eigen matrasje kan uitrollen). Het gebouwtje is strategisch gelegen op een schoudertje van Monte Arzola en biedt geweldige uitzichten. Het wordt goed bewaakt door een kudde koeien, dus je slaapt er veilig. Al ontbreekt een espresso-automaat, hier wakker worden is een aanrader.
Mist! Regelmatig liepen we in een heel kleine wereld die overal had kunnen zijn. Waar in Nederland mist vooral ontstaat bij koud, windstil weer, waren het in Italië dikke wolken die je aan zag komen en die je om je heen langs de bergen zag stromen. Als de wolk heel dik was, moest je extra dicht bij elkaar blijven. Jammer van de uitzichten natuurlijk, maar als de mistwolk optrok was dat wel weer spectaculair.
Vanaf de bergrug waar ik zojuist wakker werd kijk ik samen met de koeien naar de top van de Gran Paradiso (4061 m), het hoogste punt waar ik ooit gestaan heb. Daarboven is het op dat moment ongetwijfeld een drukte van jewelste van alpinisten in touwgroepen. Liever sta ik hier in dit rustige koeienweitje. Iemand zei me eens: klimmers gaan graag naar plekken waar het druk is, wandelaars gaan graag naar plekken waar niemand komt.
Bivakkeren boven de wolken. Op een zeldzaam vlak, droog plekje zetten we de tent op. De Povlakte, 2000 meter onder ons, kregen we nooit te zien. In plaats daarvan hadden we uitzicht op de bovenkant van een uitgestrekte wolkenvlakte. Ook mooi, en zeker zo bijzonder.
De Grande Traversata delle Alpi - GTA - is een wandelroute door Piemonte, de westelijke Italiaanse Alpen. Het is een tocht van 1000km, voor mij en Saar een meerjarenproject. Eerder deze maand liepen we weer door dit Italiaanse achterland, slingerend ergens tussen de Alpenhoofdkam en de Povlakte, langs oude bergboerderijtjes en verlaten gehuchten, over mistige passen en door kleine dorpjes waar je steeds weer lekker kon eten. In deze authentieke streek waan je je te voet nog echt een reiziger, niet een toerist.
Bijna op de pas, vijfhonderd hoogtemeters boven Munster, op een druilerige maandagochtend, kan Saar nog lachen. We sleepten allebei een slordige twaalf kilo aan extra gewicht mee, maar dan heb je wel een volledige kampeeruitrusting.
In bikepacking-stijl met de VTT (Vélo tout terrain) een paar dagen over de TMV (Traversée du massif des Vosges) gefietst. Onderweg overnachtten we in de tent. De kilometers gingen niet zo hard, maar de hoogtemeters des te meer!
Saar gaat solo door de stroomversnelling op weg naar het keerwater. Het was een superleuk en leerzaam weekend open kanovaren op wildwater op de Amblève met Frank van Zwol.
Papegaaiduikers zijn bedreven vissers. Hun snavel is niet alleen erg mooi, maar zit ook zo in elkaar dat ze er een hele viswinkel tegelijk in kunnen vasthouden.
Een vogel scheert langs torenhoge rotswanden en is op een smartphone niet meer dan een pixel op het scherm. Ik sta in de wind op de rand van de kliffen en ver onder mijn voeten slaan de golven stuk. Vliegen kan ik niet, maar dit is al hoog genoeg voor me. In de verte de silhouetten van Lítla en Stóra Dímun, 50 kilometer verderop, ooit bezocht door Floortje Dessing. Het ''einde van de wereld'' is hier dus best dichtbij, en zo voelt het ook.
Voor even liepen we met z'n drieën. Dit stukje van de route traverseerde een steil hellinkje met daaronder 150 meter hoge kliffen en dat werd niet door iedereen gewaardeerd. Gelukkig was er een alternatief via een pasje.
De tenten staan strak in de wind en we hebben verschillende lagen kleding aangetrokken, mutsen, handschoenen. Maar wát een plek om te wildkamperen! Weken eerder had ik deze locatie in Google Earth al goed bekeken en als potentiële bivakkeerplek aangemerkt. Wat je in de praktijk precies gaat aantreffen en of het écht een fijne plek is, blijft een verrassing. We belandden in een mals, vlak weitje bij een rustig kabbelend beekje met bovendien een magnifiek uitzicht. Zó mooi had ik het niet kunnen bedenken in de voorbereiding!
Openbaar vervoer op de Faeröer. Dit notedopje bracht ons naar het vogeleiland Mykines. Het weer was kalm maar voor de zekerheid nam ik een reistablet. Gelukkig maar! Het werd een drie kwartier durende kermisattractie en wegens de ruige zee kwam de ferry die dag niet meer terug naar Mykines. Dat is vrij gebruikelijk en zo komen de Faeröer ook aan hun bijnaam: Land of Maybe. Komt de boot nog vandaag? Maybe. Helaas had niet iedereen de kleine lettertjes gelezen en zo kwamen er toeristen vast te zitten zonder eten en met een geboekte terugvlucht naar huis de volgende dag. Gelukkig voor hen voer de boot de volgende ochtend weer, maar wij gingen retour Tórshavn met die andere vorm van openbaar vervoer: de helikopter.
Bij iedere serieuze wandeltocht op de Faeröer hoort het oversteken van een bergpas in mist die zo dik is dat je je brilleglazen nauwelijks meer kunt onderscheiden. Als dat dan met kaart, kompas, GPS en dicht bij elkaar blijven gelukt is en je komt weer onder de wolkenbasis, heb je gelijk bijzondere uitzichten.
Een nog jonge jan-van-gent en een noordse stormvogel hebben een onderonsje. Genten zijn indrukwekkende beesten met een vleugelspanwijdte van meer dan anderhalve meter. Indrukwekkend zijn ook hun aantallen hier op Mykineshólmur. Er zitten er honderden dicht bij elkaar, onbereikbaar op de rotsen, en overal zoeven ze door de lucht. Ze zijn veel sneller dan de andere vogels, voor mij onmogelijk in vlucht te fotograferen behalve op deze plek, waar de harde wind langs de kliffen omhoog waait en de vogels langzaam voorbij zwevend een stuk worden opgetild. Mooi is te zien hoe de jan-van-gent zijn staartveren, tenen en poten spreidt voor meer lift en een betere balans.
De hoogste bergtoppen zijn semipermanent in wolken gehuld, maar als die voor een paar uur optrekken zijn de uitzichten gelijk grandioos. Tijdens onze trektocht over Vágar kijken we uit over de zeestraat Vestmannasund naar het hoofdeiland Streymoy, waar we later zouden rondtrekken. Het is hier groen, kaal en verlaten; wat een voorrecht om op die plek op dat moment te mogen zijn!
De eerste meters van onze trektocht over het eiland Vágar zijn gelijk voor het eggie: steil omhoog, geen pad te zien en soms vlak langs de kliffen. Dat is goed! Op de achtergrond het onbewoonde Tindhólmur met zijn rotspieken. We volgen de route die de postbode tot 2004 meerdere keren per week liep, tot er een heuse tunnel werd geboord door de berg naar het tot dat moment alleen per boot bereikbare dorp Gásadalur (16 inwoners).
Op 62°NB, midden in de Atlantische oceaan, ligt een halfvergeten uithoek van Europa. De Faeröer, een archipel ter grootte van de provincie Utrecht, is semi-onafhankelijk van moederland Denemarken en wordt bewoond door nazaten van de Vikingen. Al is er gewoon internet en spreken de 50.000 inwoners bijna allemaal prima Engels, de rest van de wereld is er ver weg. Men spreekt een eigen taal en op het lokale menu staan o.a. schapekoppen en walvisspek. Het klimaat is een barre, allesbepalende factor: winderig, mistig, nat, koel. Kale, groene bergen en kliffen bepalen het landschap en de vaak woeste zee is altijd dichtbij. Een spectactulaire wandelbestemming... voor liefhebbers.
Het afgelegen eiland Mykines is een sensatie voor natuurliefhebbers. Als de dagjesmensen het eiland weer hebben verlaten ben je alleen met de 13 vaste bewoners, een hoop schapen en vooral duizenden vogels. Tijdens het broedseizoen huist er op de kliffen een kolonie papegaaiduikers; geweldig mooie beestjes die je tot een paar meter kunt naderen en zich van alle kanten laten fotograferen.
Na een dikke twee weken op de Faeröer nu weer aan het werk. Maar eerst nog even terugkijken op de reis. Op één van de laatste wandelingen keken we tijdens een korte pauze uit over de smalle bergrug van het eiland Kalsoy.
In een lang weekend zijn we dwars door Ardennen en Eifel naar Luxemburg gefietst, onderweg kamperend. Dat bleek ondanks de barre weersvoorspelling een uitstekend idee! Sneeuw op de tent, gezelligheid, prachtige paden, strategisch gekozen pauzes, goede kleding, cola en patat... en een regenjas die hoofdzakelijk in de fietstas mocht blijven. Genoten!
Noorwegen is met zijn hoogteverschillen en vochtige klimaat een land vol watervallen, zoals deze Reindalsfossen. Veel van die watervallen zijn echter verdwenen achter stuwdammen en in ondergrondse pijpleidingen om op duurzame wijze elektriciteit op te wekken. Deze wordt ook in Nederland (op papier) verkocht als groene stroom. We zagen ook de 700 meter hoge waterval Mardalsfossen, die alleen nog in de zomer wordt ''aangezet'' ten behoeve van het toerisme. Echt.
Het leek ons een mooi rondje op de kaart en het werd een zesdaagse mountainbiketocht via vier bergpassen (en heel veel wafels). De laatste dag; boven waaide het stevig maar we zagen eindelijk weer eens serieus blauwe lucht. We trapten de laatste van vele hoogtemeters weg. De afdaling het Hallingdal in was geweldig, vonden ook onze beenspieren.
Vertrek van DNT-hut Vellesæter. Een onbemande, mijn favoriete smaak. De avond tevoren hadden we hem na een vermoeiende wandeldag geopend met de handigste sleutel van Noorwegen (de DNT-sleutel). Zelf hout klieven en water halen uit de beek. Aldaar ook gebadderd. We gebruikten wat eten uit de kast en betaalden door een formulier in te vullen. Beetje chillen op de bank en lekker slapen. De volgende ochtend even poetsen en de deur weer op slot doen. Super dat het bestaat!
''Er is geen pad, je moet gewoon omhoog lopen. Het is goed te doen,'' zei het lieve trolletje dat een wafel voor ons had gebakken. We zijn al lang gewend aan de Scandinavische definitie van 'goed te doen' wat betreft het grote buiten, dus we maakten ons op voor een pittig klimmetje. Een dicht oerbos, muggen, steile hellingen, muggen, dode bomen, struiken, muggen, moeras... en dan het uitzicht op de top tot in Zweden.
Augustus in Noorwegen. Ik kijk naar de stenen op de bodem van een kraakhelder bergmeer, dat bijna volledig verborgen gaat onder ijsschotsen. De helling waarop ik sta is één groot sneeuwveld, dat tot aan de bodem van het meer is gezakt. Een verfrissende duik? Hmm, vandaag niet.
Lunchpauze in de Fieldfarehytta, een indrukwekkende historische plek. Dit hutje werd praktisch onzichtbaar gebouwd door drie Noorse commando's op een rotsrichel onder een overhang. Uit een Engels vliegtuig gedropt, moesten ze niet alleen zien te overleven in de winter van 1944, maar ook nog de Duitsers koeioneren - wat gelukt is. Kijk op Youtube ''real heroes of telemark'', over een beroemde sabotageoperatie waar deze luitjes ook bij betrokken waren. Echte helden inderdaad!
Met alleen een klein rugzakje met de hoogstnoodzakelijke spullen en vol goede moed begonnen we aan de meerdaagse fietstocht van Oppdal naar Åndalsnes. Al na 25 kilometer stuitten we op een onbefietsbare single track. Meer dan een uur duwden we de mountainbikes over stenen, door beekjes, langs struiken en door de modder. Maar we bleven lachen. Met 82 km in de benen zaten we om half negen 's avonds aan een welverdiende pizza in de bewoonde wereld. Mooi avontuur!
Na een ochtend die ons miezer en grote sneeuwvelden had gebracht vonden we in het groen een plekje voor de lunch. Het trok even wat open en we keken terug op de noordwand van Slogen, de berg die we de middag ervoor waren opgeklauterd. Wow, dat we daar op hadden gestaan
Een steile klim door een sneeuwveld naar de pas. Ondanks het vroege uur en de kou heeft de zon de bovenste sneeuwlaag al ontdooid, zodat we zonder stijgijzers en pickel naar boven kunnen. Op de pas pauzeren we met een kopje koffie en uitzicht: allebei even goed!
Noorwegen is het land van de houten hutjes-met-gras-op-het-dak. Het is traditie (altijd goed in Noorwegen), het mixt je hut mooi met de omgeving en het isoleert prima. Als je je hutje laat vervallen dan neemt de natuur het al snel over. Complete sparrenbossen kunnen ontstaan; leuk met Kerst!
Dikke plakkaten bleekgroen rendiermos kleuren de toendra en steken fel af tegen de loodgrijze tweeduizenders. We fietsen over de autovrije grusvei naar Rondvassbu, één van de populairste berghutten van Noorwegen. De mountainbike is een handig vervoermiddel om snel in het hart van het nationale park te belanden, om van daaruit te wandelingen te maken. De terugweg naar Mysusæter is een spectaculaire afdaling.
Na een koud voorjaar lag er op veel plekken in de Noorse bergen nog een dik pak sneeuw en waren bergmeren soms nog bijna helemaal dichtgevroren. Regelmatig waren onze fjellski's heel handig geweest en op deze plek stonden zelfs de berkentakjes van de wintermarkering nog rechtop in de sneeuw.
Als je gaat wandelen, heet het een pad. Als je gaat mountainbiken, heet het ineens een trail. Een breed en veel begaan wandelpad hoeft nog niet per sé overal een mooie trail te zijn, zo vonden we al snel uit. Met een vooruitziende blik had ik wandelschoenen aangetrokken. Gelukkig houden we van fietsen én wandelen.
De hele wandeldag hebben we omhoog gekeken naar de top van Slogen, een spectaculaire puntberg met een magische aantrekkingskracht op bergwandelaars. Na veel wandel- en klauterwerk staan we er bovenop, en kunnen we 1564 meter omlaag kijken naar de Norangsfjord. Aan de overkant van het water, tussen heel veel ander uitzicht, zien we Jakta, een soort tweelingbroer van de berg waar we op staan.
Uitzicht vanuit de Ally op de Tafjord. We peddelen rustig over de spiegelende zee. Loodrechte rotswanden verdwijnen in de peilloze diepte. Watervallen donderen omlaag. O kijk, een zeearend. Mooi tochtje!
Een ochtendtochtje naar de top van de Storronden. We komen tijdens de afdaling weer onder de wolken. Bovenop hadden we nul uitzicht, met onze schoenen in een pak sneeuw en onze hoofden in de dikke mist. Iets later zou het helemaal opentrekken: we waren te vroeg op pad gegaan! Als uitslapen beloond wordt ... dan is Noorwegen toch een mooi land!
Een uurtje of zeven 's ochtends: temperatuur rond het vriespunt, een strakblauwe lucht, windstil en een lekker zonnetje. Wow, wat een heerlijke manier om een wandeldag te beginnen!
Na vijf te korte weken wandelen, mountainbiken en kanoën weer terug uit het mooie Noorwegen. Na snel wat fototjes kijken, tassen uitpakken en de was doen!
Blau, blau blau, blüht der Enzian, zong Heino over dit beroemde hooggebergteplantje. Zoals zoveel Alpenplanten komt de sneeuwgentiaan ook in Lapland voor. Het bloemetje is in de Alpen te vinden in hooggelegen bergweides, maar in het hoge noorden staat het gewoon in het dal, langs het wandelpad. Het is een piepklein bloemetje, maar door de kleur kan het je bijna niet ontgaan. Blå, blå, blå, blommar fjällgentianen!
Absolute stilte. Als je ver genoeg bent van een beek, als de wind zich rustig houdt op een mooie dag en als je even stil gaat staan, dan kun je je bewust worden van het feit dat je helemaal NIETS kunt horen. Bijzonder, toch?
Welkom in sportschool Het Hoge Noorden. Hang twintig kilo op je rug en ga door je knieën. Hou vast, strek je arm, tap water, drink, tap meer water, en kom weer overeind. Herhaal enkele keren per dag gedurende twee maanden. Conditie gegarandeerd!
Achter mij het gebulder van de machtige Imofossen, onder mij de canyon die door deze waterval is uitgesleten. We liepen twee dagen stroomopwaarts langs de Reisarivier tot waar de rivierkloof praktisch onbegaanbaar werd voor wandelaars met zware rugzakken. Via een omweg en wat klauterwerk kwamen we toch nog terecht bij het meest spectaculaire deel van de kloof. Een beste plek voor een shadowfie!
Met de weinige spullen die je op kampeertrektocht mee kunt nemen, moet je creatief zijn. Een volle rugzak met onderin een tent of slaapzak kan uitstekend dienen als stoeltje. En een in de grond geprikte wandelstok fungeert in combinatie met een gorillapod als statief. En dat is alleen nog maar het creatief gebruik tijdens de rustpauze!
Lunchplek in zicht! Op de veranda van de Sorjoshytta gingen we een hapje eten. Omdat ik op dat moment herstellende was van een peesontsteking koelde ik mijn voet enkele keren per dag. Frisse beekjes genoeg en eigenlijk best wel lekker in het warme weer. Na de luch liep ik even naar beneden naar het meer, maar was snel weer terug. Ik had aan een paar seconden genoeg om mijn voet te koelen... Puur ijswater!
Welgeteld drie doorgaande verkeerswegen zijn we op onze 800 km lange wandeltocht overgestoken. Eén daarvan ligt langs de noordoever - links voor de kijkers thuis - van het meer Kilpisjärvi. Daar is ook te vinden: een bushalte, een jeugdherberg, een hotel, een restaurant, een tankstation, een supermarkt en één van de grootste dorpen in deze wijde omgeving met een dikke 100 inwoners. Het is nog twee uur lopen daarnaartoe en voorlopig is er nog niets te merken van enige hektiek.
De Arctic Trail voerde ons door het kale en stenige noordpuntje van Finland, waar volgens de overlevering iedereen depressief is en/of aan de drank. Zelfs half augustus was het niet bepaald hoogzomer daar. Om het sombere volk niet ook nog eens nat te laten regenen op hun wandeltocht, is er iedere 10 km een geheel gratis toegankelijke berghut neergezet, dat dan weer wel. Ook wij waren in dit weer op weg naar een onderdak met de mooie naam Saarijärvi.
Op de achtste dag sinds de laatste rustdag en met het eten bijna op waren we wel weer toe aan een break. Nog een uur of 4 afdalen naar de parkeerplaats-aan-het-einde-van-het-onverharde-bergweggetje, waarvandaan we een lift konden krijgen naar de beschaving. Voorlopig nog niets van dat alles. Donkere wolken schoven voor de zon en na het opzetten van de tent werd het snel fris genoeg om in de buitentent te koken en in de slaapzak te eten. Toen het licht ineens weer aanging, hebben we toch nog even buiten een rondje gelopen. Het werd een belachelijk mooie zonsondergang!
Als je de Artic Trail loopt moet je wel een beetje lol hebben in rivieren oversteken, een dagelijkse bezigheid. Dit examplaar was meer dan 100 meter breed en zag er op onze 1:100.000 topografische kaart al indrukwekkend uit. Dagelijks kwamen ons wel wandelaars tegemoet lopen, en al dagenlang vroegen we ze naar deze rivier. Goed te doen, was steevast het antwoord, en dat klopte. Op een schaal van 1:100.000 worden de stapstenen namelijk niet ingetekend.
Een spectaculair uitzichtspunt op een kloof met woest kolkende rivier... Als we dit in Nederland zouden hebben, zou je vanaf dit punt kunnen uitzien op een volle parkeerplaats, een pannekoekenrestaurant, een speeltuin, een uitzichtstoren, een winkel met prullaria, het loket waar je een kaartje moet kopen om hier te mogen staan, en vooral heel veel hekwerk, want er zou eens iemand naar beneden kunnen vallen. In het noorden van Noorwegen heb je niets van dat alles. Er staat werkelijk nog niet eens een bordje langs het wandelpad, dat er verderop iets bijzonders te zien is. Zelfs daar doen ze niet aan. Wat een land!
Wilgeroosjes bloeien in de maand augustus uitbundig in Lapland op plekken waar de grond verstoord is, bijvoorbeeld langs een weg of zoals hier, op een oud akkertje. Rondom de berghutten vind je de wilgeroosjes ook. Daar staan ze op plekken waar een ''kleine boodschap'' is achtergelaten door bezoekers. Natuurlijk vind je een grote bos bij het openlucht-urinoir achter het WC-huisje. Maar is het vaak best ver lopen naar zo'n WC-huisje vanuit de hut. Vooral als je 's nachts moet - en niemand ziet je dan, toch? Her en der rondom de hut, op tamelijk logische plekken, staan dan ook kleine bosjes wilgenroos. Een grappig kijkje in de strategie van de heimelijke wildplassende hutbewoner.
Rendieren, we hebben er duizenden gezien. Hele kuddes staan af te koelen op een sneeuwveld, of je ziet ze over de hellingen rennen alsof het niets is. Rennen, daar hebben ze hun naam aan te danken en daar zijn ze goed in. Dichterbij dan een meter of vijftig laten ze je niet komen. De wilde rendieren zijn uitgestorven in Zweden. Alle dieren die we hebben gezien zijn van de Sami. De natuurlijke drang tot rondtrekken over de toendra wordt tegenwoordig in goede banen geleid met eindeloze hekken, quads en zelfs helikopters. Ook de boeren in het noorden gaan met de tijd mee.
Als je twee maanden door Lapland wandelt, krijg je elke dag wel nieuwe, verrassende indrukken. Zoals het grootse landschap van Øvre Dividalen: wijde dalen en tafelbergen. Maar bovenal krijg je een beeld van oneindigheid. Meer bergruggen, nieuwe dalen, nog meer meren, zoveel rivieren, het gaat maar door. Wat een groot land, en wat weinig mensen daar.
In Finland liepen we drie dagen over de Halti Highway en dat hebben we geweten. Blijkbaar moet iedere Fin minstens één keer in zijn of haar leven op de hoogste top van het land hebben gestaan, de Halti. Daarom lopen de Finnen en masse 45 km over een pad, beklimmen een berg en lopen hetzelfde pad weer terug. Hele schoolklassen kwamen we tegen. Heel bijzonder allemaal. Vlak vóór de Halti namen wij de afslag naar Noorwegen en we kwamen geen Fin meer tegen. Weer alleen met zijn tweeën, heerlijk!
Sneeuwhoenderen hebben een perfecte camouflage - ook in de winter, als ze bijna helemaal spierwit zijn - en ze blijven ongezien zitten tot je er zowat bovenop stapt. Tijdens de maand juli gebeurde het elke dag wel dat we ons rot schrokken van een groepje hoenderkuikens dat uit het niets voor onze neus opfladderde. Moeder sneeuwhoen had een speciale rol. Als ook maar één van haar kuikens niet wegvloog maar muisstil bleef zitten, mocht ze er niet vandoor. Kakelend begon ze dan rond te lopen om onze aandacht af te leiden. De ontmoetingen met ons liepen altijd goed af voor het sneeuwhoen, maar tijdens de maand september wordt er fanatiek op ze gejaagd. Het schijnt een lekker hapje te zijn.
Ga eens weg voor die spiegel, kom uit die badkamer. Neem je tandenborstel mee en loop naar een mooi plekje. Poets je tanden niet met elmex, paradontax of prodent... Nee... Poets je tanden met uitzicht!!
Blokken! We zijn op weg naar het letterlijke hoogtepunt van onze zomer, een pasje op 1200 meter boven zeeniveau. Dat is nog geen vier keer de Vaalserberg, twee keer de Ardennen en in de Alpen kom je tijdens het wandelen überhaupt zelden zo láág. In de bergen binnen de noordpoolcirkel betekent deze hoogte dat er nog maar een paar sprieten groen te zien zijn, dat je de gletsjertongen bijna kunt aanraken en dat je tussen de rots en stenen staat. Hoogalpien terrein dus! Hier zijn we beland in de nachtmerrie van menig bergwandelaar - in inder geval die van ons: een kilometerslang blokkenveld. Een uur of vier zijn we bezig geweest met stappen en springen van steen tot steen. Uitsluitend achteraf gaaf!
Een onverwacht genoegen. Op een pasje staan we ineens oog in oog met het dak van Lapland, Kebnekaise, een dikke 20 km bij ons vandaan. De ijskap op de zuidtop - de rechter van de twee topjes op de foto - is nu nog het hoogste punt van Zweden (2106 meter), maar deze is zoals zovele gletsjers aan het wegsmelten. Over een paar jaar zal de rotsige noordtop (2096 meter) het hoogste zijn. Men zegt dat je vanaf de top, op een kraakheldere dag, een landoppervlak kunt overzien ter grootte van Nederland. TODO!
Een dreigend onweer, even zeldzaam in Noord-Noorwegen als een file. De fantastische app van yr.no had ons hier al voor gewaarschuwd. In dit landschap zijn geen 100% veilige schuilopties - een hut was niet voorhanden. We hebben snel de tent opgezet op de best mogelijke plek. En dat was boven dit bijzonder gekleurde meer, waarin beken vanuit twee verschillende vergletsjerde bergmassieven stroomden, met ieder hun eigen kleurtje. De buien waaiden overigens gewoon over.
Een plek die we op basis van de kaart hebben uitgekozen om te overnachten, kan in de praktijk nog geweldiger zijn dan bedacht. Geen mug te bekennen, wat meubilair opgestapeld door eerdere kampeerders, en fantastische uitzichten op de pieken van Sarek, waar we twee jaar geleden uithingen. Dan is de tent snel opgezet!
Water - er is zo ongelooflijk veel water in Lapland. Zo iets belangrijks als zuiver drinkwater is in het noorden ontzettend simpel. Van fikse rivier tot klein bergbeekje - alles wat stroomt, ook alle meren en meertjes - overal kun je je drinkwater uit tappen en ongezuiverd en ongekookt drinken, eigenlijk zonder nadenken. Soms heeft het een kleurtje of een smaakje - geen probleem. Soms komt het water gewoon uit een gat in de grond gelopen en heb je een bronnetje gevonden. Heerlijk, helder, H2O.
We kwamen vele berghutten tegen onderweg, bemand en onbemand. In sommige hebben we geslapen. We hebben ze allemaal bekeken - vooral de kleine, onbemande hutten. Het is erg spannend wat je nu weer voor knus huisje midden in het bos of boven op de berg gaat aantreffen. De tweepersoons hut Imogammen was wel de kleinste van allemaal. Er schijnen wel eens hobbits te overnachten.
Een zomer in Lapland is natuurlijk niet compleet zonder middernachtszon. De eerste twee weken van juli ging de zon niet onder, maar tijdens de ''nacht'' staat hij wel erg laag. Omdat we voortdurend door bergen waren omringd was de zon dan niet in beeld. Eén keer is het wel gelukt, toen we een vrij uitzicht hadden naar het noorden over de Atlantische Oceaan. Nadat de Argentijnen het Nederlands elftal het WK uit geschoten hadden, liepen we naar de waterkant. Om één uur 's nachts kleurde de wereld nog één keer oranje!
Het is muggentijd in Lapland tot half augustus, dus als je de hele zomer gaat kun je ze niet missen! Windstil weer, een graadje of 15 à 20 en een zon die achter de wolken is verdwenen vormen de ingrediënten voor de dodelijke muggencocktail. Gelukkig zijn er veel manieren om deze plaaggeesten net iets te slim af te zijn. Opvallend was ook dat ze Saar blijkbaar een stuk aantrekkelijker vinden dan ondergetekende. Gelukkig wilde dit gewillig examplaar toch even op mijn duim poseren voor de foto.
Lapporten, ''de poort naar lapland'', is hét Zweeds icoon voor de noordelijke bergwereld. Het is het meest gefotografeerde object in Zweeds Lapland en ik heb daar bij deze ook een bijdrage aan geleverd. Feitelijk is het het profiel van een dal waar de gletsjers in de ijstijd door de bergen van Abisko heen gebroken zijn.
De brug was kapot, en de route ging verder aan de overkant. Daar sta je dan, in Noord-Noorwegen. Kortom, we mochten het zelf uit gaan vechten met dit ziedende watermonster. Ik heb vast al meer dan 100 bergbeken doorgewaad, maar dit was de grootste. Het was een spannende uitdaging voor ons om op een verantwoorde en op de meest veilige manier aan de overkant te komen. Gelukt, gaaf!
Eind augustus begint op de Finnmarksvidda de herfst. Het waren de laatste dagen van onze 800 km lange wandeltocht en de bergen hadden plaatsgemaakt voor een glooiende vlakte. Op deze plek besloten we te kamperen. Maar het opzetten van de tent moest even wachten, want terwijl de zon onderging gloeiden de herfstkleuren op en kregen we de mooiste minuten van de dag voorgeschoteld.
MOLTEBÆR! Als je 10 weken praktisch op gevriesdroogd voedsel leeft, is alles wat vers is een welkome aanvulling. Maar beter dan blauwe bosbes, beter dan rijsbes, ja zelfs beter dan de frambozen uit het Reisadal is de moltebær! Deze braam smaakt even fantastisch als hij eruit ziet. Het is zoet, het is zuur, het is net een snoepje. En hij zit boordevol vitamine C. Alleen te krijg in het hoge noorden, en alleen de eerste drie weken van augustus.
De Koningin van Lapland, het bergmassief Akka, is één van de hoogste van Zweden. Het hoogteverschil tussen de 11 toppen en de voet van de berg is ongeveer 1500 meter, en dat is ook gelijk maar het grootste hoogteverschil van het land. Voor het Sami-volk was Akka een heilige berg. De naam betekent ''oude vrouw'' in hun taal. In het verhaal van Nils Holgersson is Akka de leidster van de ganzen.
Eenarig wollegras ziet er eigenlijk altijd volkomen verlept uit. Het groeit namelijk in het hoogveen, en hoogveen vind je op plekken waar het altijd regent. Deze zomer zagen de pluizen er echter uit alsof ze zojuist geföhnd waren. Elke dag. We hadden de mooiste zomer in Lapland sinds 1980 uitgekozen voor onze grote wandeltocht. Hoeveel jaar moeten we nu in de regen gaan lopen om dit unieke geluk-met-het-weer te compenseren?
Een graadje of 25 en nergens schaduw te bekennen... Men neme een bruisende bergbeek die niet een gletsjer als bron heeft. Ze zijn zo maar aan het wandelpad te vinden. Zo heb je een bad met werelduitzicht! Daarna rustig even koffie zetten en toch alvast maar lunchen. Kun je ondertussen je vuile was een uurtje laten weken in de beek en daarna aan je rugzak ophangen. Er waren wandeldagen bij dat we de 15 km niet haalden. Gelukkig hadden we de hele zomer de tijd...
Wat fijn dat de Noren een brug hebben gemaakt over dit ijskoude, kolkende spektakel?! Helaas, het bruggetje is wiebelig en gammel en werkelijk alle draden hangen los. Diep door de knieën met een tas van 20 kg op de rug, vastgrijpen wat nog enigszins vast zit, niet nadenken en voetje voor voetje erover dan maar. En niet, vooral níet naar beneden gaan kijken. Zo gaat dat in Noord-Noorwegen.
Neem nou deze kampeerplek in Noord-Zweden, boven het gigantische meer Virihaure, 's ochtends om een uur of 8. Het is heel mooi opstaan naast een spiegel van meer dan 100 km². Maar niets is perfect, omdat het half juli midden in het muggenseizoen is en er geen zuchtje wind staat. Dat betekent niet stilzitten, maar blijven bewegen. Ook tijdens het ontbijt lopen we rondjes om de tent, op zoek naar dat ene vlaagje wind waar de muggen niet van houden. Maar het is een wandelreis, dus we klagen niet.
Thuis! Na een hele zomer die in het teken stond van het lopen van de Arctic Trail, 800 km door Noorwegen, Zweden en Finland. Bergen, zon, rivierdoorwadingen, kloven, oerwouden, muggen, wiebelige bruggetjes, kuddes rendieren, sneeuwvelden, ontmoetingen, kamperen en het huttenleven... Ik heb Nederland geen seconde gemist, maar gelukkig is het ook goed om weer thuis te zijn.
De zon breekt door in de Ardèche! Bij bossen vol herfstkleuren horen natuurlijk wat regenbuien, en als het dan opklaart ziet het er zó uit. Net terug van een weekje reisbegeleiden voor Spring Reizen. Het was super! En nu snel aan het werk...
En dan vind je aan het eind van de wandeldag onverwacht zo'n piepklein huisje, verstopt langs het meertje Lago Srúer (2330 m), waar we heen waren gelopen om een stille kampeerplek te vinden. Een kale betonnen vloer van binnen, maar schoon! Een cadeautje. Een kilometer verderop, in het dal, aan een groter Lago, stond een berghut. Ongetwijfeld een echt bed daar, water uit de kraan, en een kok die voor je kookt. Maar dit huisje was even genoeg luxe voor ons. En er werd ook voor mij gekookt, trouwens.
Dit schilderij van grijs, wit en groen is de Bätelmatthorn (3043 m). Gelukkig was het geen schilderij, maar het uitzicht vanaf de bivakkeerplek. 's Avonds is de temperatuur weer aangenaam, het licht mooi en de weinige mensen die we onderweg tegen zijn gekomen, zitten inmiddels in een berghut of zijn op weg naar huis. Ik hoef niet persé bovenop zo'n bergtop te staan, maar met zijn tweeën eenzaam wildkamperen met een dergelijk panorama als achtergrond is me wel wat zweetdruppeltjes en spierpijn waard.
In dit bergdorpje, Le Balmelle, woonde nog één oud mannetje met zijn hond, zijn verrekijker en zijn tuinkabouters. In het weekend kwamen zijn dochter en kleindochter omhoog met de terreinwagen om hem te bezoeken. Onderweg op de GTA kwamen we elke dag wel verzamelingen natuurstenen huisjes tegen, in alle stadia van verval. Heel karakteristiek voor deze route. Sommige dorpen waren al tientallen jaren helemaal verlaten: jongeren kiezen meestal niet meer voor een eenvoudig leven buiten de moderne beschaving.
Het is een extreem koud voorjaar geweest in de Alpen, en we waren al gewaarschuwd voor grote sneeuwvelden op de route. Toch heb ik me verbaasd over de grote, witte wereld die we vooral in het begin van onze tocht, half juli, aantroffen. Hier traverseren we over een anderhalf kilometer lang sneeuwveld bovenlangs een met ijsschotsen gevuld meer naar de Griespass (2479 m), op de grens van Zwitserland en Italië. Op de achtergrond de Griesgletsjer, ook nog met sneeuw bedekt.
Dit is geen photoshop, maar het allereerste ochtendlicht dat op de bergen rondom me schijnt. Een 80 km verderop is het massief van de Mont Blanc te zien, of beter: Monte Bianco, want ik zie de berg vanaf de Italiaanse kant. Ik sta hier om 5.30 op de top van de Monte Camino (2391 m), behoorlijk matineus voor mijn doen, maar slechts een comfortabele 5 minuten lopen vanaf mijn bed in de Capanna Renata.
Op zomaar een bloedhete middag in juli voerde de GTA ons over een onverhard weggetje richting de Passo de Nefelgiù (2583 m), in de verte al te zien. We zouden nog ruim een uur door de sneeuw moeten lopen voordat we boven waren, meer dan 400 hoogtemeters.
Het was een mooie kampeerplek, daar naast Bivacco Lanti op 2150 meter. Weer terug uit de Italiaanse Alpen!